Paus Pius XI - 31 december 1929
DIVINI ILLIUS MAGISTRI Over de christelijke opvoeding |
|||
► | INLEIDING | ||
► | Wezen, belangrijkheid en uitmuntendheid van de christelijke opvoeding |
Het is dus van het hoogste belang niet te dwalen bij het werk der opvoeding, evenals het van groot belang is niet af te wijken van de weg, die leidt naar het laatste doel, waarmee heel het opvoedingswerk in een innig en noodzakelijk verband staat.
Inderdaad, de opvoeding bestaat in wezen hierin: de mens zó te vormen en tot zulk een levensgedrag te brengen, als nodig is om het verheven doel te bereiken, waartoe hij werd geschapen. Het is dus duidelijk: er kan geen ware opvoeding bestaan, als zij niet geheel gericht is op het laatste doel; maar ook: in de tegenwoordige orde der Voorzienigheid, dat is, nadat God Zich aan ons geopenbaard heeft in Zijn eniggeboren Zoon, die alleen "de weg, de waarheid en het leven" is, kan er geen tot het doel leidende en volmaakte opvoeding bestaan dan alleen de christelijke opvoeding.
Hieruit blijkt duidelijk vooreerst het hoge belang van de christelijke opvoeding, en dat niet alleen voor ieder mens afzonderlijk, maar ook voor het gezin en voor heel de menselijke samenleving. Immers, de volmaaktheid van de menselijke samenleving moet noodzakelijk voortkomen uit de volmaaktheid van de elementen die haar samenstellen.
Vervolgens wordt uit de bovengenoemde beginselen eveneens helder en tastbaar de, men kan wel zeggen, onovertreffelijke uitmuntendheid der christelijke opvoeding. Immers, in laatste instantie is deze erop gericht, om aan de ziel van hen die opgevoed worden het hoogste goed, namelijk God, en aan de menselijke samenleving het hoogste welzijn, dat hier op aarde bereikbaar is, te verzekeren. En dat wel op de meest krachtdadige wijze die voor de mens mogelijk is, namelijk door samenwerking met God tot de volmaking van individu en gemeenschap. De opvoeding namelijk prent aan de zielen de eerste, sterkste en duurzaamste levensrichting in, volgens de bekende uitspraak van de Wijze Man: "De jongeling zal van de weg, die hij koos, ook in de ouderdom niet afwijken." (Spr. 22, 6). Met reden zei daarom de H. Johannes Chrysostomus: "Wat is er groter dan zielen te leiden, dan het karakter van jongelingen te vormen?" H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens MattheĆ¼s, In Matthaeum Homilia. 60, in c. 18 Matth.
Maar geen woord openbaart ons beter de grootheid, de schoonheid en bovennatuurlijke uitmuntendheid van het werk der christelijke opvoeding, dan de verheven liefde-uitdrukking, waarin Onze Heer Jezus Christus Zich met de kinderen vereenzelvigt en verklaart: "Wie een van deze kleinen opneemt in Mijn naam, neemt Mijzelf op." (Mc. 9, 36)