Paus Pius XI - 31 december 1929
DIVINI ILLIUS MAGISTRI Over de christelijke opvoeding |
|||
► | SLOT |
En heel dit complex van opvoedkundige schatten, oneindig in waarde, dat wij tot nu toe nauwelijks ten dele hebben kunnen aanduiden, is zozeer het eigen goed der Kerk, dat het haar wezen zelf uitmaakt. Immers, zij is het mystieke lichaam van Christus, de onbevlekte bruid van Christus, en juist daardoor de aller vruchtbaarste moeder en de hoogste en volmaaktste opvoedster.
En daarom stortte de grote, geniale H. Augustinus, van wiens zaligen dood wij weldra het vijftiende eeuwfeest gaan vieren, vol heilige genegenheid voor zulk een moeder zijn hart in deze woorden uit:
"O Katholieke Kerk, waarachtige moeder der christenen, terecht verkondigt gij, dat men God, wiens bezit het zaligste leven is, zuiver en kuis moet eren. Maar dat niet alleen. Gij maakt u ook de genegenheid en liefde voor den naaste zozeer eigen, dat voor de vele kwalen, waaraan de zielen om haar zonden lijden, alle krachtige artsenij bij u in over vloed te vinden is. Gij oefent en onderwijst, overeenkomstig den leeftijd van het lichaam maar ook van de geest, de kinderen op kinderlijke wijze, de jongelingen met kracht, de grijsaards met kalme ernst. Gij maakt, dat kinderen zich aan hun ouders onderwerpen als in een vrije slavernij; dat de ouders hun kinderen reeren met een heerschappij van liefde. Gij legt tussen broeders den band van den godsdienst, een band, sterker en inniger dan die van het bloed. Door hen te doen denken aan de eerste ouders legt gij tussen burgers, tussen volken, in één woord tussen de mensen onderling niet slechts een band van samenhorigheid maar als het ware van broederschap. Gij leert de koningen de zorg voor hun volkeren, gij vermaant de volkeren tot onderdanigheid aan de koningen. IJverig blijft gij leren aan wie ere toekomt, aan wie genegenheid, aan wie eerbied, aan wie vreze, aan wie troost, aan wie vermaning, aan wie opwekking, aan wie tuchtiging, aan wie berisping, aan wie straf. Zoo laat gij zien, hoe niet allen gelijkelijk recht hebben op alles, maar hoe men aan allen liefde verschuldigd is, en niemands recht mag schenden." H. Augustinus, De levenswijze van de katholieke kerk en over die van de manicheeĆ«rs, De moribus ecclesiae catholicae et de moribus Manicheorum. lib. I, c. 30
Laten wij, eerbiedwaardige broeders, de harten en handen smekend ten hemel heffen "tot den Herder en Opziener onzer zielen" Vgl. 1 Pt. 2, 25 , tot den goddelijke Koning, "die wetten geeft aan de herschers", opdat Hij met Zijn alvermogende kracht make, dat deze heerlijke vruchten der christelijke opvoeding altijd rijker geoogst worden en steeds in getal mogen toenemen in geheel de wereld, ten voordele van individuen en volken.
Als onderpand van deze hemelse genadegaven schenken wij aan u, eerbiedwaardige broeders, aan uw geestelijkheid en uw volk met vaderlijke genegenheid den apostolischen zegen.
Gegeven te Rome, bij St. Pieter, de 31e December 1929, in het achtste jaar van ons pausschap.
PAUS PIUS XI