Paus Pius XI - 31 december 1929
Verder behoort in het algemeen - niet alleen voor de jeugd maar voor alle leeftijden en standen - aan de burgerlijke maatschappij en aan de staat de opvoeding, die men de "burgerlijke" zou kunnen noemen. Deze bestaat in de kunst om van overheidswege aan het verstand, de verbeelding en de zintuigen van de burgers voorwerpen voor te stellen van dien aard, dat zij de wil aanlokken en als het ware met morele noodzakelijkheid brengen tot ware zedelijkheid. Die kunst heeft een positieve kant: het voorstellen van zulke voorwerpen, en een negatieven kant: het verwijderd houden van tegenovergestelde dingen. Vgl. Paus Pius XI, Toespraak, fragmenten, Tot de leden van de FUCI (Federazione Universitaria Cattolica Italiana) (18 dec 1927). "(P. L. Taparelli, Saggio teor. di Diritto Naturale, u. 922); een werk, dat niet genoeg geprezen en de Universiteitsstudenten aanbevolen kan worden. Deze burgerlijke opvoeding, die zo veelomvattend en veelzijdig is, dat zij als het ware heel het werk van de staat voor het algemeen welzijn in zich bevat, moet in overeenstemming zijn met de regels van de gerechtigheid en mag dus niet in strijd zijn met de leer van de Kerk, die de door God aangestelde leermeesteres van deze regels is.