Paus Pius XI - 31 december 1929
Op dit punt is de algemene opvatting van de mensen zo eenstemmig, dat allen die de bewering zouden aandurven: de kinderen behoren eerder aan de staat dan aan het gezin, en de staat heeft een absoluut recht op de opvoeding, met die algemene opvatting in aperte tegenspraak zouden komen. Onhoudbaar is dan ook de reden die men voor deze bewering aanvoert, namelijk: dat de mens als burger wordt geboren en daarom allereerst aan de staat toebehoort. Immers, die zo spreken bedenken niet, dat de mens, alvorens burger te zijn, eerst bestaan moet, en dat bestaan heeft hij niet van de staat, maar van de ouders, gelijk Leo XIII zo wijselijk verklaart: "De kinderen zijn iets van de vader en als het ware een uitbreiding van de persoon des vaders, en, eigenlijk gezegd, worden zij niet persoonlijk, op zich, maar door middel van de huiselijke gemeenschap waarin zij geboren zijn, lid der burgerlijke maatschappij." Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 11 Daarom zegt Leo XIII in dezelfde encycliek: "De vaderlijke macht is van dien aard, dat zij door de staat noch vernietigd, noch aan zich getrokken kan worden, omdat zij hetzelfde gemeenschappelijke beginsel heeft als het leven zelf van de mens." Paus Leo XIII, Encycliek, Over kapitaal en arbeid, Rerum Novarum (15 mei 1891), 11