
Paus Pius XI - 31 december 1929
Uit deze noodzakelijke waakzaamheid volgt echter niet, dat de jeugd moet worden afgezonderd van de gemeenschap, waarin zij toch leven en haar ziel redden moet, maar dat zij heden, meer dan ooit, op christelijke wijze gewapend en gesterkt moet worden tegen de verleidingen en dwalingen der wereld, die zoals een goddelijk woord vermaant, geheel "begeerlijkheid van het vlees, begeerlijkheid der ogen en hovaardij des levens is." (1 Joh. 2, 16) De jeugdige personen moeten dus wezen wat Tertullianus van de eerste christenen zeide, en wat de ware christenen van alle tijden moeten zijn: ,,mede bezitters van de wereld. maar niet van de dwaling." Tertullianus, De Idololatria. 14