Paus Franciscus - 31 augustus 2016
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Het Evangelie dat we hebben gehoord, stelt ons een personage voor dat uitmunt door vertrouwen en moed. Het was een vrouw die Jezus heeft genezen van haar vloeiingen. Vgl. Mt. 9, 20-22 Doorheen de massa mensen nadert zij Jezus van achteren om de zoom van zijn kleed te kunnen aanraken. “Want ze zei bij zichzelf: ‘Al zou ik zijn kleed maar aanraken, dan ben ik gered’” (Mt. 9, 21). Wat een geloof! Wat een geloof had deze vrouw! Ze redeneert op die wijze omdat ze door veel geloof en veel hoop bezield is en, met een tikkeltje sluwheid, bereikt ze wat ze beoogde. Het verlangen door Jezus gered te worden is van die aard dat ze de voorschriften van de wet van Mozes overtreedt. Die arme vrouw is immers niet alleen al vele jaren ziek, maar ze wordt als onrein beschouwd omdat ze aan bloeduitstortingen leed. Vgl. Lev. 15,19-30 Om die reden werd zij uitgesloten van de eredienst, van het echtelijk leven, van de gangbare omgang met de buren. De Evangelist Marcus voegt er aan toe dat ze al veel geneesheren had geraadpleegd, daarvoor heel veel had betaald en zeer pijnlijke ingrepen had ondergaan, maar het was alleen maar slechter geworden. Het is belangrijk oog te hebben voor haar situatie - van verworpene – om haar gemoedsgesteltenis te begrijpen: ze voelt aan dat Jezus haar kan bevrijden zowel van haar ziekte als van haar staat van uitsluiting en onwaardigheid waarin ze zich al jaren bevindt. In één woord: ze weet, voelt dat Jezus haar kan redden.
Dit geval doet nadenken over de wijze waarop de vrouw vaak wordt gezien en voorgesteld. We worden allen gewaarschuwd, ook de christelijke gemeenschappen, voor opvattingen over de vrouwelijkheid die overwoekerd worden door vooroordelen en wantrouwen die haar onaantastbare waardigheid schaden. In die zin zijn het juist de Evangelies die de waarheid herstellen en leiden naar een bevrijdende opvatting. Jezus heeft het vertrouwen van die vrouw, die door allen werd gemeden, bewonderd en heeft haar hoop veranderd in redding. We kennen haar naam niet, maar de weinige lijnen waarmee het Evangelie haar ontmoeting met Jezus beschrijft, wijzen op een geloofsweg die in staat is de waarheid en de grootheid van de waardigheid van elke persoon te herstellen. In de ontmoeting met Jezus gaat voor allen, mannen en vrouwen van elke plaats en van elke tijd, de weg open van de bevrijding en van de redding.
Het Evangelie van Matteüs zegt dat Jezus, wanneer de vrouw zijn mantel aanraakte, “zich omdraaide” en “haar zag” (Mt. 9, 22) en haar dan toesprak. Zoals we reeds zegden heeft de vrouw, omwille van haar staat van uitsluiting, in het verborgene, achter de ruig van Jezus, gehandeld. Ze was wellicht wat bevreesd en wilde niet gezien worden want ze was een uitgestotene. Jezus daarentegen ziet haar en zijn blik is er geen van afkeuring. Hij zegt niet: ”Weg jij, je bent een uitgeslotene” als zou Hij zeggen: “Jij bent een melaatse, scheer je weg!”. Neen, hij berispt niet, de blik van Jezus is er een van barmhartigheid en tederheid. Hij weet wat er zich heeft afgespeeld en is uit op een persoonlijke ontmoeting met haar, wat de vouw eigenlijk ook verhoopte. Dat betekent dat Jezus haar niet alleen ontvangt, maar haar ook waardig acht voor zo’n ontmoeting en haar zijn woord en zijn aandacht schenkt.
In het centrale deel van het verhaal wordt het woord redding driemaal herhaald. “Al zou ik zijn kleed maar aanraken, dan ben ik gered. Jezus draaide zich om, en toen Hij haar zag, zei Hij: ‘Wees maar gerust, mijn dochter. Uw vertrouwen is uw redding.’ Van die tijd af was de vrouw gered” (Mt. 9, 21-22). Dat “Wees maar gerust, mijn dochter” is uitdrukking van heel de barmhartigheid van God voor deze mens. En voor elke verstoten mens. Hoe vaak voelen we ons inwendig niet verstoten omwille van onze zonden, die we bedreven hebben, die er in groten getale zijn… En de Heer zegt ons: “Wees gerust! Kom! Voor Mij ben je geen uitgestotene. Wees gerust, dochter. Jij bent een zoon, een dochter”. Dat is het ogenblik van de genade, het ogenblik van de vergiffenis, het moment van de opname in het leven van Jezus, in het leven van de Kerk. Dat is het ogenblik van de barmhartigheid. Vandaag zegt de Heer tot ieder van ons, of we nu grote dan wel kleine zondaars zijn, we zijn het allemaal: “Wees gerust, kom! Je bent niet langer uitgestoten: Ik schenk je vergiffenis, Ik omhels je”. Zo handelt de barmhartigheid van God. We moeten de moed hebben en naar Hem toegaan, vergiffenis vragen voor onze zonden en verder gaan. Met moed, zoals die vrouw heeft gedaan. Verder heeft de “redding” verschillende uitzichten: op de eerste plaats schenkt ze de vrouw opnieuw gezondheid; verder bevrijdt ze haar van sociale en godsdienstige discriminatie; bovendien doet ze de hoop die zij in zich droeg in vervulling gaan door haar vrees en ontmoediging weg te nemen; ten slotte wordt ze aan de gemeenschap terug geschonken doordat ze niet langer in het verborgene moet handelen. Dit laatste is belangrijk: een uitgestoten mens handelt altijd in het verborgene, soms of een leven lang: we denken aan de melaatsen van toen, aan de daklozen vandaag…; we denken aan de zondaars, aan ons zondaars: altijd doen we iets in het verborgene, we voelen de behoefte om iets in het geheim te doen, want we schamen ons over wie we zijn… En Hij bevrijdt ons daarvan, Jezus bevrijdt ons en doet ons rechtstaan: “Sta op, kom, rechtop!” Zoals God ons heeft geschapen: God heeft ons rechtop geschapen, niet vernederd. Rechtop. Wat Jezus schenkt is volledige redding, die het leven van de vrouw opneemt in de liefde van God en tegelijk krijgt ze haar volle waardigheid terug.
Uiteindelijk, is het niet de mantel die door de vrouw werd aangeraakt die haar redding heeft geschonken, maar het woord van Jezus, in vertrouwen aanvaard, in staat om haar te troosten, haar te genezen en haar opnieuw te herstellen in relatie tot God en tot haar volk. Jezus is de enige bron van zegening waaruit de redding voor alle mensen ontspringt en het geloof is de fundamentele houding om haar te ontvangen. Nogmaals wijst Jezus, door zijn gedrag vol barmhartigheid, aan de Kerk de weg die zij te gaan heeft om elke mens tegemoet te treden, zodat iedereen kan genezen naar lichaam en geest en de waardigheid van kind van God kan terugvinden. Dankjewel.