• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Het is noodzakelijk ten slotte enkele elementen onder ogen te zien van de concrete kerkelijke praktijk omtrent de relatie tussen hiërarchische en charismatische gaven, die binnen de kerkelijke gemeenschap de vorm aannemen van charismatische verenigingen.

Wederzijdse verwijzing

Vóór alles vraagt de praktijk van een goede relatie tussen de verschillende gaven in de Kerk om een daadwerkelijke invoeging van de charismatische verenigingen in het pastorale leven van de particuliere Kerken. Dat brengt vóór alles met zich mee dat de verschillende verenigingen het gezag van de herders in de Kerk aanvaarden als een werkelijkheid binnen het eigen christelijke leven, daarbij oprecht ernaar verlangend hierdoor te worden erkend, aanvaard en eventueel gezuiverd, en zich ten dienste stellend van de kerkelijke zending.

Anderzijds moeten zij aan wie de hiërarchische gaven zijn verleend, bij de onderscheiding en de begeleiding van de charisma’s, deze gaven van harte ontvangen, die de Heilige Geest binnen de Kerkgemeenschap opwekt, en ermee rekening houden in het pastorale handelen en de bijdrage ervan waarderen als een authentieke bron voor het welzijn van allen.

De charismatische gaven in de universele en de particuliere Kerk

Met betrekking tot de verspreiding en het bijzondere karakter van de charismatische verenigingen zal men rekening moeten houden met de onontbeerlijke en constitutieve relatie tussen universele en particuliere Kerken. Wat dit betreft, moet men benadrukken dat de Kerk van Christus, zoals wij belijden in de geloofsbelijdenis, “de universele Kerk is, dat wil zeggen, de universele gemeenschap van de leerlingen van de Heer, die zich tegenwoordig stelt en werkzaam is in de bijzonderheid en verscheidenheid van personen, groepen, tijden en plaatsen”. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 7  De bijzondere dimensie is daarom intrinsiek aan de universele en omgekeerd; er is immers tussen particuliere Kerken en universele Kerk een verhouding van “wederzijdse innerlijkheid”. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 9 De hiërarchische gaven, eigen aan de opvolger van Petrus, worden in deze context uitgeoefend, wanneer de aanwezigheid van de universele Kerk in de lokale Kerken wordt gewaarborgd en begunstigd, evenals overigens het apostolisch ambt van de afzonderlijke bisschoppen niet beperkt blijft tot het eigen bisdom, maar geroepen is terug te vloeien naar de Kerk in haar geheel, ook door de affectieve en effectieve collegialiteit en vooral door de gemeenschap met het centrum unitatis Ecclesiae dat de paus van Rome is. Hij “is immers, als opvolger van Petrus, het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid zowel van de bisschoppen als van de menigte van de gelovigen. Evenzo zijn de afzonderlijke bisschoppen het zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid in hun particuliere Kerken: deze zijn naar het beeld van de universele Kerk gevormd en in en door hen bestaat de éne en enige katholieke Kerk”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23  Dat houdt in dat in iedere particuliere Kerk “de ene, heilige en apostolische Kerk van Christus waarlijk aanwezig is en zich uitwerkt”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 11 Daarom is de verwijzing naar het gezag van de opvolger van Petrus - de gemeenschap cum Petro et sub Petro - constitutief van iedere lokale Kerk. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 2 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 13-14.16

Zo wordt een basis gelegd om een relatie te bepalen tussen hiërarchische en charismatische gaven binnen de verhouding tussen universele Kerk en particuliere Kerken. Enerzijds worden immers de charismatische gaven gegeven aan de hele Kerk; anderzijds kan de dynamiek van deze gaven zich alleen maar verwezenlijken in de dienst aan een concreet bisdom, “dat een deel is van het volk van God dat toevertrouwd is aan de herderlijke zorg van een bisschop en van diens priesterlijke medewerkers”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 11 Naar aanleiding hiervan kan het ook nuttig zijn te herinneren aan het geval van het Godgewijd leven; dit is immers niet een werkelijkheid die buiten het leven van de lokale Kerk staat of hiervan onafhankelijk is, maar hierbinnen een bijzondere, door evangelisch radicalisme gekenmerkte, wijze van aanwezigheid vormt met zijn specifieke gaven. Het traditionele instituut van “exemptie”, verbonden met niet weinig instituten van Godgewijd leven, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 35 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 591 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 412. § 2 Vgl. Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Richtlijnen voor de wederzijdse betrekkingen tussen de bisschoppen en de religieuzen in de Kerk, Mutuae relationes (14 mei 1978), 22 heeft niet de betekenis van een bloedeloos superlokaal iets of een verkeerd begrepen autonomie, maar een diepere interactie tussen de universele en de meer bijzondere dimensie van de Kerk. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 15 Overeenkomstig moeten de nieuwe charismatische verenigingen, wanneer zij een boven-diocesaan karakter hebben, niet als  geheel autonoom ten opzichte van de particuliere Kerk worden begrepen; zij moeten veeleer deze verrijken en dienen krachtens de eigen bijzonderheden die worden gedeeld over de grenzen van een afzonderlijk bisdom heen.

De charismatische gaven en de levensstaat van de Christen

De door de Heilige Geest geschonken charismatische gaven kunnen in relatie worden gebracht met de gehele orde van de kerkgemeenschap, zowel met verwijzing naar de sacramenten als naar het Woord van God. Zij kunnen het al naar gelang hun verschillende bijzonderheden mogelijk veel vrucht dragen bij het vervullen van de plichten die voortvloeien uit het doopsel, het vormsel, het huwelijk en de wijding, evenals ook een groter geestelijk begrip van de apostolische traditie mogelijk maken; dit kan behalve door de studie en de prediking van hen die het charisma veritatis certum hebben ontvangen, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 888-892 kan worden verdiept “door het innerlijk begrip van de geestelijke dingen dat zij ervaren”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 In dit perspectief is het nuttig de fundamentele kwesties op te sommen omtrent de relaties tussen de charismatische gaven en de verschillen in levensstatus, met een bijzondere verwijzing naar het algemeen priesterschap van het Volk van God en het hiërarchisch priesterschap, die “weliswaar uiteraard en niet alleen naar rangorde verschillend zijn, maar op elkaar aangewezen zijn en het ene zowel als het andere op zijn bijzondere wijze deel heeft aan Christus’ priesterschap”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10 Het betreft immers “twee wijzen van deelname aan het ene priesterschap van Christus, waarin twee dimensies aanwezig zijn die worden verenigd in de hoogste daad van het kruisoffer”. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Bisschoppen, Pastores Gregis (16 okt 2003), 10

  1. Op de eerste plaats is het noodzakelijk het goede van de verschillende charisma’s te erkennen die kerkelijke organisaties onder alle gelovigen doen ontstaan, die geroepen zijn de sacramentele genade onder leiding van de wettige herders vrucht te laten dragen. Zij vertegenwoordigen een authentieke mogelijkheid om de eigen christelijke roeping te beleven en te ontwikkelen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 29 Deze charismatische gaven maken het de gelovigen mogelijk in het dagelijks bestaan het algemeen priesterschap van het Volk van God te beleven: als “alle leerlingen van Christus, volhardend in het gebed en samen God lof toezingend Vgl. Hand. 2, 42-47 , dienen zij zo zichzelf als een levende, heilige en aan God welgevallige offergave aan te bieden. Vgl. Rom. 12, 1 Overal ter wereld moeten zij voor Christus getuigenis afleggen en tot verantwoording bereid zijn tegenover degenen die hun rekenschap vragen van hun hoop op eeuwig leven. Vgl. 1 Pt. 3, 15 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 10 In deze lijn plaatsen zich ook de kerkelijke verenigingen die bijzonder veelbetekenend blijken te zijn voor het christelijk leven in het huwelijk, die op waardevolle wijze “de jongeren en de echtgenoten zelf, vooral de jonggehuwden” kunnen “bemoedigen en hen vormen tot gezinsleven, sociaal leven en apostolisch leven”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 52 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 72
  2. Ook gewijde bedienaren zullen in de deelname aan een charismatische vereniging zowel een herinnering aan de betekenis van het eigen doopsel, waarmee zij kinderen van God zijn geworden, als aan hun specifieke roeping en zending kunnen vinden. Een gelovige, die het sacrament van de wijding heeft ontvangen, zal in een bepaalde kerkelijke vereniging kracht en hulp kunnen vinden om hetgeen hem wordt gevraagd door zijn specifieke ambt, ten volle te beleven, hetzij ten opzichte van heel het Volk van God, en in het bijzonder het gedeelte dat hem wordt toevertrouwd, hetzij met betrekking tot een oprechte verschuldigde gehoorzaamheid aan zijn ordinaris. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 68 Een overeenkomstig betoog geldt ook in het geval van kandidaten voor het priesterschap die voortkomen uit een bepaalde kerkelijke vereniging, zoals wordt gezegd door de postsynodale apostolische exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
    Pastores Dabo Vobis
    Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen
    (25 maart 1992)
     Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 31.68; een dergelijke relatie zal tot uitdrukking moeten komen in haar daadwerkelijk volgen van de specifieke eigen vorming door daarbij de rijkdom die voortkomt uit het betreffende charisma, in te brengen. Ten slotte zal de pastorale hulp die de priester de kerkelijke vereniging zal kunnen bieden overeenkomstig de eigenschappen van de beweging zelf, kunnen geschieden steeds met inachtneming van het regimen, zoals dat voorzien is in de kerkgemeenschap voor de heilige wijding met betrekking tot de incardinatie Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 265 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 357. § 1 en de verschuldigde gehoorzaamheid aan de eigen ordinaris. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 273 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 370
  3. De bijdrage van een charismatische gave aan het priesterschap verleend door de doop, en het ambtelijke priesterschap wordt symbolisch tot uitdrukking gebracht door het Godgewijde leven; dit plaatst zich als zodanig in de charismatische dimensie van de Kerk. Vgl. Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Richtlijnen voor de wederzijdse betrekkingen tussen de bisschoppen en de religieuzen in de Kerk, Mutuae relationes (14 mei 1978), 19.34 Dit charisma, dat “de bijzondere gelijkvormigheid met de zuivere, arme en gehoorzame Christus” H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 31 als vaste levensvorm Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 43 door het belijden van de evangelische raden verwezenlijkt, wordt geschonken “om uit de doopgenade meer vrucht te kunnen halen”. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 44 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven, Perfectae Caritatis (28 okt 1965), 5 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 14.30 De spiritualiteit van de Instituten van Gewijd Leven kan zowel voor de lekengelovige als voor de priester een belangrijke bron worden om de eigen roeping te beleven. Bovendien kunnen leden van het Godgewijde leven met de noodzakelijke toestemming van de eigen superieur Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 307. § 3 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 578. § 3 in de verhouding met de nieuwe verenigingen een belangrijke steun vinden om de eigen specifieke roeping te beleven en op hun beurt een “vreugdevol, trouw en charismatisch getuigenis afleggen van het Godgewijde leven” en zo een “wederzijdse verrijking” Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Opnieuw van Christus uit vertrekken: een vernieuwde taak van het Godgewijde leven in het derde millennium, Ripartire da Cristo (19 mei 2002), 30 mogelijk maken.
  4. Ten slotte is het veelbetekenend dat de geest van de evangelische raden door het leergezag ook voor iedere gewijde bedienaar wordt aanbevolen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 27-30 Ook het celibaat, dat in de eerbiedwaardige Latijnse traditie van de priesters wordt gevraagd, Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over het priestercelibaat, Sacerdotalis Caelibatus (24 juni 1967) staat duidelijk in de lijn van de charismatische gave; het is niet primair functioneel, maar “vertegenwoordigt een bijzondere gelijkvormigheid met de levensstijl van Christus zelf” Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 24, waarin de volledige zelfgave wordt verwezenlijkt met betrekking tot de zending die door het Wijdingssacrament is verleend. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Ik zal u herders geven - N.a.v. de Bisschoppensynode over de priesteropleidingen, Pastores Dabo Vobis (25 mrt 1992), 29 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 16
Vormen van kerkelijke erkenning

Onderhavig document wil de theologische en ecclesiologische plaats van de nieuwe kerkelijke verenigingen verhelderen, uitgaande van de relatie tussen de hiërarchische en charismatische gaven om zo te bevorderen dat er concreet de meest geschikte wijzen worden gevonden voor een kerkelijke erkenning van deze laatste. Het huidige Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983)
voorziet in verschillende juridische vormen van erkenning voor de nieuwe kerkelijke verenigingen die betrekking hebben op charismatische gaven. Deze vormen zullen aandachtig bekeken moeten worden, De eenvoudigste juridische vorm voor een erkenning van de kerkelijke verenigingen van charismatische aard blijkt tot op vandaag die van private vereniging van gelovigen (vgl. Wetboek van Canoniek Recht, cann. 321-326; Wetboek van de canones van de Oosterse Kerken, cann. 573, § 2 - 583.) Het is echter goed ook aandachtig te kijken naar andere juridische vormen met de eigen specifieke eigenschappen, zoals bijvoorbeeld de openbare publieke verenigingen van gelovigen (vgl. Wetboek van Canoniek Recht, can. 312-320; Wetboek van de canones van de Oosterse Kerken, cann. 573, § 1), de clericale verenigingen van gelovigen (vgl. Wetboek van Canoniek Recht, can. 302), de Instituten van Gewijd Leven (vgl. Wetboek van Canoniek Recht, cann. 573-730); Wetboek van de canones van de Oosterse Kerken, cann. 410-571), de Sociëteiten van Apostolisch Leven (vgl. Wetboek van Canoniek Recht, cann. 731-746; Wetboek van de canones van de Oosterse Kerken, can. 572) en de personele prelaturen (vgl. Wetboek van Canoniek Recht, cann. 294-297). daarbij gevallen vermijdend die geen gepaste rekening houden zowel met de fundamentele principes van het recht als met de natuur en de bijzonderheid van de verschillende charismatische werkelijkheden.

Vanuit het standpunt van de relatie tussen hiërarchische en charismatische gaven bezien is het noodzakelijk twee fundamentele criteria in acht te nemen die onlosmakelijk van elkaar in overweging moeten worden genomen:

  1. het respect voor de charismatische bijzonderheid van de afzonderlijke kerkelijke verenigingen, daarbij juridische tours de force vermijdend die het nieuwe waarvan de specifieke ervaring de draagster is, de kracht ontnemen. Zo zal men vermijden dat de verschillende charisma’s beschouwd kunnen worden als een bron zoals alle andere binnen de Kerk.
  2. Het respect voor het fundamentele kerkelijke regimen door een daadwerkelijke invoeging van de charismatische gaven in het leven van de universele en particuliere Kerk te bevorderen en zo te vermijden dat de charismatische werkelijkheid wordt opgevat als iets dat parallel loopt aan het kerkelijk leven en niet als een geordende verwijzing naar de hiërarchische gaven.

Document

Naam: IUVENESCIT ECCLESIA
"De Kerk verjongt" - Aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk - over de verhouding tussen de hiërarchische en charismatische gaven in het leven en de zending van de Kerk
Soort: Congregatie voor de Geloofsleer
Auteur: Gerhard Ludwig Kard. Müller, prefect
Datum: 15 mei 2016
Copyrights: © 2016, Libreria Editrice Vaticana / Stg. InterKerk
Vert. uit het Italiaans: drs. H.M.G. Kretzers
Bewerkt: 7 november 2019

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test