Gerhard Ludwig Kard. Müller, prefect - 15 mei 2016
De Kerk presenteert zich als “een volk, verenigd door de eenheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest” H. Cyprianus van Carthago, Over het gebed des Heren, De Oratione Domini. 23: PG, 4, 553 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 4, waarin de relatie tussen de hiërarchische en charismatische gaven gericht blijkt te zijn op de deelname van de gelovigen aan de gemeenschap en de evangeliserende zending. Tot dit nieuwe leven zijn wij om niet voorbestemd in Christus. Vgl. Rom. 8, 29-31 Vgl. Ef. 1, 4-5 De Heilige Geest “brengt die wonderlijke gemeenschap van de gelovigen tot stand en Hij verbindt hen allen zo innig met Christus dat Hij het beginsel van de kerkelijke eenheid is”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 2 In de Kerk worden de mensen immers bijeengeroepen om ledematen van Christus te worden Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk, Dominus Iesus (6 aug 2000), 16. “De volheid van het heilsmysterie van Christus behoort ook tot de Kerk, die onafscheidelijk met haar Heer is verenigd”. en in de kerkelijke gemeenschap verenigen zij zich in Christus met elkaar als elkaars ledematen. Gemeenschap is altijd “een dubbele vitale deelname: de inlijving van de Christenen in het leven van Christus en het stromen van dezelfde liefde binnen het gehele bestel van de gelovigen in deze en de andere wereld. Vereniging met en in Christus, en vereniging onder de Christenen in de Kerk”. H. Paus Paulus VI, Audiëntie, De Kerk liefhebben als Christus' Bruid en onze moeder (8 juni 1966). Insegnamenti di Pauolo VI, IV (1966), 794. In die zin straalt het mysterie van de Kerk “in Christus als het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1 Hier komt de sacramentele wortel van Kerk naar voren als mysterie van gemeenschap: “Het betreft in wezen de gemeenschap met God door Jezus Christus in de Heilige Geest. Deze gemeenschap heeft men in het Woord van God en in de sacramenten. Het Doopsel “is” in nauwe eenheid met het Vormsel “poort en fundament van de gemeenschap in de Kerk. De Eucharistie is bron en hoogtepunt van heel het christelijk leven”. Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985), 1 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 4-5 Deze initiatiesacramenten vormen het christelijk leven en hierop zijn de hiërarchische en charismatische gaven gebaseerd. Het leven van de kerkelijke gemeenschap, dat zo innerlijk is geordend, leeft in een voortdurend godsdienstig luisteren naar het Woord van God en wordt gevoed door de sacramenten. Hetzelfde Woord van God presenteert zich aan ons als diep verbonden met de sacramenten, in het bijzonder de Eucharistie,Vgl. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Heilige Schrift - naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2008 "Het Woord van God in het leven en de zending van de Kerk", Verbum Domini (30 sept 2010), 54 Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 174 binnen de ene sacramentele horizon van de openbaring. De oosterse traditie ziet de Kerk, het door de Heilige Geest bezielde lichaam van Christus, als een geordende eenheid en dit komt ook tot uiting op het niveau van haar gaven. De doeltreffende tegenwoordigheid van de Geest in het hart van de gelovigen Vgl. Rom. 5, 5 is ook voor de charismatische openbaringen de wortel van deze eenheid. Vgl. H. Basilius van Caesarea, Liber de Spiritu Sancto. 26: PG, 32, 181. De charisma’s die aan de enkeling worden gegeven, maken immers deel uit van dezelfde Kerk en zijn bestemd voor een intenser kerkelijk leven. Dit perspectief komt ook naar voren in de geschriften van John Henry Newman: “Zo zou het hart van iedere Christen in miniatuur de katholieke Kerk moeten uitbeelden, om dat één Geest de gehele Kerk maakt en van ieder lid zijn tempel maakt”. H. John Henry Kardinaal Newman, Sermons Bearing on Subjects of the Day. London 1869, 132. Dit maakt de reden waarom het tegenover elkaar of naast elkaar stellen van hiërarchische en charismatische gaven niet gewettigd zijn, nog duidelijker.
Samengevat bevestigt de relatie tussen charismatische gaven en de kerkelijke sacramentele structuur dat hiërarchische gaven - die op zich vast, permanent en onherroepelijk zijn - en charismatische gaven beide wezenlijk zijn. Hoewel de laatste in hun historische vormen nooit voor altijd gewaarborgd zijn, Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Audiëntie, De Kerk als het "priesterlijk" volk (28 sept 1994), 5. hetgeen als voorbeeld voor het Godgewijde leven door Johannes Paulus II wordt gezegd mag de charismatische dimensie nooit ontbreken aan het leven en de zending van de Kerk.
Op grond van de heiliging van ieder lid van het Volk van God en de zending van de Kerk in de wereld “is“ onder de verschillende gaven “de genade van de apostelen de voornaamste: aan hun gezag onderwerpt de Geest zelf ook de charismatisch begaafden”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7 Jezus Christus zelf heeft gewild dat er hiërarchische gaven waren om te allen tijde zijn ene heilzame bemiddeling te verzekeren: “De apostelen zijn door Christus met een bijzondere uitstorting van de Heilige Geest, die over hen kwam, bedeeld Vgl. Hand. 1, 8 Vgl. Hand. 2, 4 Vgl. Joh. 20, 22-23 , en op hun beurt hebben zij aan hun medehelpers door de handoplegging de geestelijke gave meegedeeld Vgl. 1 Tim. 4, 14 Vgl. 2 Tim. 1, 6-7 ”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Daarom moet het toedienen van de hiërarchische gaven vóór alles worden teruggevoerd op de volheid van het Wijdingssacrament, die wordt verleend met de bisschopswijding, die “samen met de heiligingsmacht, ook het leergezag en de bestuursmacht geeft, die nochtans uiteraard alleen in de hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het college kunnen worden uitgeoefend”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Daarom “is in de bisschoppen dus, die door priesters en diakens worden bijgestaan, de Heer Jezus Christus (...) te midden van de gelovigen aanwezig (...); door hun verheven dienst preekt Hij het woord van God en deelt Hij voortdurend aan de gelovigen de sacramenten van het geloof mee; door hun vaderlijke taakvervulling Vgl. 1 Kor. 4, 15 lijft Hij, dankzij de bovenaardse wedergeboorte, nieuwe leden bij zijn lichaam in en door hun wijsheid en verstandigheid tenslotte bestuurt en richt Hij het volk van het Nieuwe Testament bij diens pelgrimstocht naar de eeuwige zaligheid”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 De oosterse christelijke traditie, die zo levend is verbonden met de Vaders, leest dit alles in haar bijzondere idee van de taxis. Volgens Basilius de Grote is het duidelijk dat de ordening van de Kerk het werk is van de Heilige Geest en de orde zelf (taxis) waarin Paulus de charisma’s opsomt Vgl. 1 Kor. 12, 28 , “is volgens de verdeling van de gaven van de Geest” H. Basilius van Caesarea, Liber de Spiritu Sancto. 16, 38: PG 32, 137., waarbij hij als eerste wijst op die van de apostelen. Uitgaande van de verwijzing naar de bisschopswijzing begrijpt men ook de hiërarchische gaven met verwijzing naar de andere graden van de wijding; vooral die van de priesters, die zijn “geheiligd om het evangelie te prediken, de herders van hun gelovigen te zijn en de goddelijke eredienst te vieren” en “onder het gezag van de bisschop het deel van de kudde van de Heer heiligen en besturen dat hun toegewezen is, en door op hun beurt “een voorbeeld voor de kudde” te worden “dienen zij hun plaatselijke gemeenschap voor te zitten en te dienen”. H. Basilius van Caesarea, Liber de Spiritu Sancto. 16, 38: PG 32, 137. Voor bisschoppen en priesters “maakt” de priesterlijke zalving in het sacrament van de Wijding “hen zo aan Christus-Priester gelijkvormig dat zij in de persoon van Christus, het Hoofd, kunnen optreden”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2 Hieraan moeten worden toegevoegd de gaven die aan de diakens zijn geschonken; aan hen “worden de handen opgelegd niet voor het priesterschap, maar voor het dienstbetoon”, en, “gesterkt door de sacramentele genade, staan zij in dienst van het volk van God ... in gemeenschap met de bisschop en zijn priesterschaar”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 29 Samengevat: de hiërarchische gaven, die eigen zijn aan het Wijdingssacrament in zijn verschillende graden, worden gegeven, opdat het in de Kerk als gemeenschap iedere gelovige nooit ontbreekt aan het objectieve aanbod van de genade van de sacramenten, de normatieve verkondiging van het Woord van God en de pastorale zorg.
Als door de uitoefening van de hiërarchische gaven in de geschiedenis het aanbod van de genade van Christus ten gunste van heel het Volk van God wordt gewaarborgd, zijn alle gelovigen geroepen dit te aanvaarden en hieraan persoonlijk te beantwoorden in de concrete omstandigheden van het eigen leven. Daarom worden de charismatische gaven vrij door de Heilige Geest uitgedeeld, opdat de sacramentele genade op verschillende wijze vrucht draagt in het christelijk leven en op alle niveaus daarvan. Aangezien deze charisma’s “voor de noden van de Kerk bijzonder doelmatig en nuttig zijn”, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 kan het Volk van God door de veelvormige rijkdom ervan in volheid de evangeliserende zending beleven, daarbij de tekenen van de tijden doorzoekend en deze interpreterend in het licht van het Evangelie. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 4.11 De charismatische gaven zetten de gelovigen er immers toe aan in volle vrijheid en op een aan de tijd aangepaste wijze antwoord te geven op de heilsgave door van zichzelf een gave van liefde te maken voor de ander en een authentiek getuigenis van het Evangelie ten overstaan van alle mensen.
In deze context is het nuttig eraan te herinneren hoe verschillend de charismatische gaven onder elkaar kunnen zijn, niet alleen op grond van hun specifieke eigenschappen, maar ook vanwege hun verbreiding in de kerkelijke gemeenschap. De charismatische gaven “worden aan de afzonderlijke personen gegeven, maar kunnen door anderen gedeeld worden; op deze wijze blijven zij in de tijd bestaan als een kostbare en levende erfenis die een bijzondere geestelijke verwantschap tussen de mensen schept”. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 24 De relatie tussen het persoonlijke karakter van een charisma en de mogelijkheid eraan deel te hebben brengt een beslissend element van de dynamiek ervan tot uitdrukking, daar het de verhouding betreft die in de kerkgemeenschap persoon en gemeenschap altijd met elkaar verbindt. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 29 De charismatische gaven kunnen in de praktijk affiniteit, nabijheid en geestelijke verwantschap voortbrengen, waardoor de charismatische erfenis, te beginnen bij de persoon van de stichter, wordt meegedeeld en verdiept en zo ware geestelijke families doen ontstaan. Kerkelijke verenigingen presenteren zich in hun verschillende vormen als gedeelde charismatische gaven. Kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen laten zien hoe een bepaald oorspronkelijk charisma gelovigen bijeen kan brengen en hen kan helpen de eigen christelijke roeping en de eigen levensstaat ten dienste van de kerkelijke zending ten volle te beleven. De concrete en historische vormen van dit delen kunnen op zich verschillend zijn; en dit is een reden waarom er uit een oorspronkelijk stichtingscharisma verschillende stichtingen kunnen voortkomen, zoals de geschiedenis van de spiritualiteit laat zien.
Onder de door de Geest vrij uitgedeelde charismatische gaven zijn er zeer veel die door de persoon worden aanvaard en beleefd binnen de christelijke gemeenschap en geen bijzondere reglementering nodig hebben. Wanneer een charismatische gave zich integendeel als een “oorspronkelijk” of “stichtingscharisma” presenteert, dan is hiervoor een bijzondere erkenning nodig, opdat deze rijkdom op de juiste wijze vorm krijgt in de kerkgemeenschap en trouw wordt doorgegeven in de tijd. Hier komt de beslissende taak van onderscheiding naar voren die valt onder de bevoegdheid van het kerkelijk gezag. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 12 De authenticiteit erkennen van een charisma is niet altijd een gemakkelijke taak, maar het is een verplichte dienst die de herders gehouden zijn te verrichten. De gelovigen hebben immers het “recht door de herders te worden ingelicht over de authenticiteit van de charisma’s en over de betrouwbaarheid van hen die zich presenteren als dragers ervan”. H. Paus Johannes Paulus II, Audiëntie, Het charisma van de leken (9 mrt 1994), 6 Daarvoor zal het gezag zich bewust moeten zijn van het werkelijk onvoorziene karakter van de door de Geest opgewekte charisma’s door ze op hun waarde te schatten overeenkomstig de geloofsregel met het oog op de opbouw van de Kerk. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 799-800 Vgl. Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Richtlijnen voor de wederzijdse betrekkingen tussen de bisschoppen en de religieuzen in de Kerk, Mutuae relationes (14 mei 1978), 51 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 48 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Audiëntie, De Kerk, de gemeenschap van charisma's (24 juni 1992), 6 Het betreft een proces dat voortduurt in de tijd en adequate fases vereist voor de authenticiteit ervan en via een serieuze onderscheiding tot de kerkelijke erkenning van de echtheid ervan komt. Het is opportuun dat de vereniging die ontstaat uit een charisma, een tijd moet hebben van proef en bezinking naar een vaste vormgeving, die verder gaat dan het enthousiasme van het begin. In heel het verificatietraject moet het gezag van de Kerk welwillend de nieuwe vereniging begeleiden. Het betreft een begeleiding door de herders die nooit minder zal worden, aangezien het vaderschap van hen die in de Kerk geroepen zijn plaatsvervangers te zijn van Hem die de Goede Herder is, nooit minder wordt: zijn zorgzame liefde houdt nooit op zijn kudde te begeleiden.
In dit kader kan er worden herinnerd aan enkele criteria voor de onderscheiding van de charismatische gaven met verwijzing naar de kerkelijke vereniging die het leergezag van de Kerk de laatste jaren naar voren heeft gebracht. Deze criteria hebben het doel de erkenning van een authentiek kerkelijk karakter van de charisma’s te helpen.