Gerhard Ludwig Kard. Müller, prefect - 15 mei 2016
Om de diepe redenen van de relatie tussen hiërarchische en charismatische gaven te begrijpen is het opportuun te herinneren aan het theologische fundament hiervan. De noodzaak om ieder onvruchtbaar tegenover elkaar stellen of extrinsiek naast elkaar stellen van hiërarchische en charismatische gaven te overwinnen wordt immers vereist door de heilseconomie zelf, die de intrinsieke relatie tussen de zending van het mens geworden Woord en van de Heilige Geest bevat. In wezen houdt iedere gave van de Vader een verwijzing in naar de gezamenlijke en onderscheiden werkzaamheid van de goddelijke zendingen: iedere gave komt van de Vader door middel van de Zoon in de Heilige Geest. De gaven van de Geest in de Kerk is verbonden met de zending van de Zoon, die op onovertroffen wijze vervuld is in zijn Paasmysterie. Jezus zelf brengt een relatie tot stand tussen de vervulling van zijn zending en het zenden van de Geest in de gemeenschap van de gelovigen. Vgl. Joh. 7, 39 Vgl. Joh. 14, 26 Vgl. Joh. 15, 26 Vgl. Joh. 20, 22 Daarom kan de Heilige Geest op geen enkele wijze een economie beginnen die verschilt ten opzichte van de mens geworden, gekruisigde en verrezen Logos. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk, Dominus Iesus (6 aug 2000), 9-12 Heel de sacramentele economie is immers een pneumatologische verwezenlijking van de menswording: daarom wordt de Heilige Geest door de overlevering beschouwd als de ziel van de Kerk, het lichaam van Christus. De werkzaamheid van God in de geschiedenis houdt altijd de relatie in tussen de Zoon en de Heilige Geest, die Irenaeus van Lyon suggestief “de twee handen van de Vader” H. Ireneüs van Lyon, Tegen de ketters, Adversus Haereses. IV, 7, 4: PG 7, 992-993; V, 1, 3: PG 7, 1123; V, 6, 1: PG, 7, 1137; V, 28, 4: PG 7, 1200 noemt. In die zin kan iedere gaven van de Geest alleen maar in relatie staan tot het mens geworden Woord. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk, Dominus Iesus (6 aug 2000), 12
Het oorspronkelijke verband tussen de hiërarchische gaven, die worden verleend met de sacramentele genade van de wijding, en de charismatische gaven, die vrij worden uitgedeeld door de Heilige Geest, heeft daarom in laatste instantie zijn wortel in de relatie tussen de goddelijke mens geworden Logos en de Heilige Geest, die altijd de Geest is van de Vader en de Zoon. Om nu juist dubbelzinnige theologische ideeën te vermijden die een andere en, een van de hiërarchisch institutionele Kerk onderscheiden, “Kerk van de Geest” zouden kunnen postuleren, is het noodzakelijk te benadrukken hoe de beide goddelijke zendingen elkaar impliceren in iedere gave die door de Kerk wordt geschonken. In wezen houdt de zending van Jezus Christus in zich reeds de werkzaamheid van de Geest in. Johannes Paulus II had in zijn encycliek over de Heilige Geest H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Dominum et vivificantem
Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld
(18 mei 1986) het beslissende belang laten zien van werkzaamheid van de Geest in de zending van de Zoon. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de Heilige Geest in het leven van de Kerk en de wereld, Dominum et vivificantem (18 mei 1986), 50 Benedictus XVI heeft dit uitgediept in de apostolische exhortatie Paus Benedictus XVI - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Sacramentum Caritatis
Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk
(22 februari 2007), waarbij hij eraan herinnert dat de Parakleet, “al werkzaam bij de schepping Vgl. Gen. 1, 2
, ten volle aanwezig is in heel het bestaan van het mens geworden Woord”. Jezus Christus “is door het werk van de Heilige Geest ontvangen door de Maagd Maria Vgl. Mt. 1, 18
Vgl. Lc. 1, 35
; bij het begin van zijn openbare zending ziet Hij Hem aan de oevers van de Jordaan op zich neerdalen in de vorm van een duif Vgl. Mt. 3, 16. en parallellen
; in deze zelfde Geest handelt Hij, spreekt Hij en jubelt Hij het uit Vgl. Lc. 10, 21
; en het is in Hem dat Hij zichzelf ten offer kan geven. Vgl. Heb. 9, 14
In zijn zogenaamde “afscheidsreden”, waar Johannes verslag van doet, brengt Jezus de gave van zijn leven in het Paasmysterie duidelijk in verband met de gave van de Geest aan de zijnen. Vgl. Joh. 16, 7
Wanneer Hij eenmaal is verrezen, kan Hij, terwijl Hij de tekenen van het lijden draagt, de Geest uitstorten Vgl. Joh. 20, 22
en hierdoor maakt Hij zijn leerlingen deelgenoot aan zijn eigen zending. Vgl. Joh. 20, 21
Vervolgens zal het de Geest zijn die hun alles zal leren en alles in herinnering zal brengen wat Christus heeft gezegd Vgl. Joh. 14, 26
, want aan Hem als Geest van waarheid Vgl. Joh. 15, 26
komt het toe de leerlingen in te leiden in de gehele waarheid. Vgl. Joh. 16, 13
In het verhaal van de Handelingen daalt de Geest neer over de apostelen die op de dag van Pinksteren met Maria in gebed verenigd zijn Vgl. Joh. 2, 1-4
, en Hij bezielt hen voor de zending om aan alle volken de Blijde Boodschap te verkondigen”. Paus Benedictus XVI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Het Sacrament van de Liefde - Over de Eucharistie, bron en hoogtepunt van het leven en de zending van de Kerk, Sacramentum Caritatis (22 feb 2007), 12
Het wijzen op de trinitaire en christologische horizon van de goddelijke gaven belicht ook de relatie tussen hiërarchische en charismatische gaven. Bij hiërarchische gaven komt, daar zij verbonden zijn met het sacrament van de wijding, op de eerste plaats de relatie naar voren met het heilzaam handelen van Christus, zoals bijvoorbeeld de instelling van de Eucharistie Vgl. Lc. 22, 19. v. Vgl. 1 Kor. 11, 25 , de macht om zonden te vergeven Vgl. Joh. 20, 22. v. , de apostolische opdracht met de taak te evangeliseren en te dopen Vgl. Mc. 16, 15. v. Vgl. Mt. 28, 18-20 ; het is even duidelijk dat geen enkel sacrament kan worden toegediend zonder de werkzaamheid van de Heilige Geest. Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1104-1107 Anderzijds houden de charismatische gaven, geschonken door de Geest, “die blaast waarheen Hij wil” (Joh. 3, 8), en zijn gaven uitdeelt, “zoals Hij het wil” (1 Kor. 12, 11), objectief verband met het nieuwe leven in Christus, daar “ieder op zich” (1 Kor. 12, 27) lid is van zijn lichaam. Daarom komt een juist begrip van de charismatische gaven alleen maar tot stand met verwijzing naar de tegenwoordigheid van Christus en zijn dienstbetoon; zoals Johannes Paulus II heeft gezegd, “kunnen de ware charisma’s alleen maar gericht zijn op de ontmoeting met Christus in de sacramenten”. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Wereldcongres 1998 van kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen (30 mei 1998), 7 De hiërarchische en charismatische gaven blijken dus samen te gaan in de verwijzing naar de intrinsieke relatie tussen Jezus Christus en de Heilige Geest. De Parakleet is tegelijkertijd degene die doeltreffend door de sacramenten de door de gestorven en verrezen Christus aangereikte verlossende genade verspreidt, en degene die de charisma’s schenkt. In de liturgische traditie van de Christenen van het Oosten, en vooral de Syrische, helpt de rol van de Heilige Geest, voorgesteld met het beeld van vuur, dit alles heel duidelijk te maken. De grote theoloog en dichter Efraïm de Syriër zegt immers “het vuur van mededogen is neergedaald en heeft zijn intrek genomen in het Brood”, H. Efrem de Syriër, Hymnen. Over het geloof, 10, 12: CSCO 154, 50. daarbij wijzend op transformerende werkzaamheid ervan niet alleen met betrekking tot de gaven, maar ook met betrekking tot de gelovigen die zullen eten van het eucharistische Brood. Het oosterse perspectief helpt ons met de doeltreffendheid van zijn beelden te begrijpen hoe Christus ons, wanneer wij naderen tot de Eucharistie, de Geest schenkt. Dezelfde Geest voedt vervolgens door middel van zijn werkzaamheid in de gelovigen het leven in Christus door hen opnieuw tot een dieper sacramenteel leven te brengen, vooral in de Eucharistie. Zo bereikt de vrije werkzaamheid van de Allerheiligste Drie-eenheid in de geschiedenis de gelovigen met de heilsgave en bezielt hen tegelijkertijd om vrij en ten volle daaraan te beantwoorden met de inzet van het eigen leven.