
Gerhard Ludwig Kard. Müller, prefect - 15 mei 2016
Met betrekking tot de verspreiding en het bijzondere karakter van de charismatische verenigingen zal men rekening moeten houden met de onontbeerlijke en constitutieve relatie tussen universele en particuliere Kerken. Wat dit betreft, moet men benadrukken dat de Kerk van Christus, zoals wij belijden in de geloofsbelijdenis, “de universele Kerk is, dat wil zeggen, de universele gemeenschap van de leerlingen van de Heer, die zich tegenwoordig stelt en werkzaam is in de bijzonderheid en verscheidenheid van personen, groepen, tijden en plaatsen”. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 7 De bijzondere dimensie is daarom intrinsiek aan de universele en omgekeerd; er is immers tussen particuliere Kerken en universele Kerk een verhouding van “wederzijdse innerlijkheid”. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 9 De hiërarchische gaven, eigen aan de opvolger van Petrus, worden in deze context uitgeoefend, wanneer de aanwezigheid van de universele Kerk in de lokale Kerken wordt gewaarborgd en begunstigd, evenals overigens het apostolisch ambt van de afzonderlijke bisschoppen niet beperkt blijft tot het eigen bisdom, maar geroepen is terug te vloeien naar de Kerk in haar geheel, ook door de affectieve en effectieve collegialiteit en vooral door de gemeenschap met het centrum unitatis Ecclesiae dat de paus van Rome is. Hij “is immers, als opvolger van Petrus, het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid zowel van de bisschoppen als van de menigte van de gelovigen. Evenzo zijn de afzonderlijke bisschoppen het zichtbaar beginsel en fundament van de eenheid in hun particuliere Kerken: deze zijn naar het beeld van de universele Kerk gevormd en in en door hen bestaat de éne en enige katholieke Kerk”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 Dat houdt in dat in iedere particuliere Kerk “de ene, heilige en apostolische Kerk van Christus waarlijk aanwezig is en zich uitwerkt”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 11 Daarom is de verwijzing naar het gezag van de opvolger van Petrus - de gemeenschap cum Petro et sub Petro - constitutief van iedere lokale Kerk. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 2 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 13-14.16
Zo wordt een basis gelegd om een relatie te bepalen tussen hiërarchische en charismatische gaven binnen de verhouding tussen universele Kerk en particuliere Kerken. Enerzijds worden immers de charismatische gaven gegeven aan de hele Kerk; anderzijds kan de dynamiek van deze gaven zich alleen maar verwezenlijken in de dienst aan een concreet bisdom, “dat een deel is van het volk van God dat toevertrouwd is aan de herderlijke zorg van een bisschop en van diens priesterlijke medewerkers”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 11 Naar aanleiding hiervan kan het ook nuttig zijn te herinneren aan het geval van het Godgewijd leven; dit is immers niet een werkelijkheid die buiten het leven van de lokale Kerk staat of hiervan onafhankelijk is, maar hierbinnen een bijzondere, door evangelisch radicalisme gekenmerkte, wijze van aanwezigheid vormt met zijn specifieke gaven. Het traditionele instituut van “exemptie”, verbonden met niet weinig instituten van Godgewijd leven, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 35 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 591 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 412. § 2 Vgl. Congregatie v d Inst v h Gewijde Leven en de Sociëten Apost Leve, Richtlijnen voor de wederzijdse betrekkingen tussen de bisschoppen en de religieuzen in de Kerk, Mutuae relationes (14 mei 1978), 22 heeft niet de betekenis van een bloedeloos superlokaal iets of een verkeerd begrepen autonomie, maar een diepere interactie tussen de universele en de meer bijzondere dimensie van de Kerk. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 15 Overeenkomstig moeten de nieuwe charismatische verenigingen, wanneer zij een boven-diocesaan karakter hebben, niet als geheel autonoom ten opzichte van de particuliere Kerk worden begrepen; zij moeten veeleer deze verrijken en dienen krachtens de eigen bijzonderheden die worden gedeeld over de grenzen van een afzonderlijk bisdom heen.