
Gerhard Ludwig Kard. Müller, prefect - 15 mei 2016
Op grond van de heiliging van ieder lid van het Volk van God en de zending van de Kerk in de wereld “is“ onder de verschillende gaven “de genade van de apostelen de voornaamste: aan hun gezag onderwerpt de Geest zelf ook de charismatisch begaafden”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7 Jezus Christus zelf heeft gewild dat er hiërarchische gaven waren om te allen tijde zijn ene heilzame bemiddeling te verzekeren: “De apostelen zijn door Christus met een bijzondere uitstorting van de Heilige Geest, die over hen kwam, bedeeld Vgl. Hand. 1, 8 Vgl. Hand. 2, 4 Vgl. Joh. 20, 22-23 , en op hun beurt hebben zij aan hun medehelpers door de handoplegging de geestelijke gave meegedeeld Vgl. 1 Tim. 4, 14 Vgl. 2 Tim. 1, 6-7 ”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Daarom moet het toedienen van de hiërarchische gaven vóór alles worden teruggevoerd op de volheid van het Wijdingssacrament, die wordt verleend met de bisschopswijding, die “samen met de heiligingsmacht, ook het leergezag en de bestuursmacht geeft, die nochtans uiteraard alleen in de hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het college kunnen worden uitgeoefend”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 Daarom “is in de bisschoppen dus, die door priesters en diakens worden bijgestaan, de Heer Jezus Christus (...) te midden van de gelovigen aanwezig (...); door hun verheven dienst preekt Hij het woord van God en deelt Hij voortdurend aan de gelovigen de sacramenten van het geloof mee; door hun vaderlijke taakvervulling Vgl. 1 Kor. 4, 15 lijft Hij, dankzij de bovenaardse wedergeboorte, nieuwe leden bij zijn lichaam in en door hun wijsheid en verstandigheid tenslotte bestuurt en richt Hij het volk van het Nieuwe Testament bij diens pelgrimstocht naar de eeuwige zaligheid”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 21 De oosterse christelijke traditie, die zo levend is verbonden met de Vaders, leest dit alles in haar bijzondere idee van de taxis. Volgens Basilius de Grote is het duidelijk dat de ordening van de Kerk het werk is van de Heilige Geest en de orde zelf (taxis) waarin Paulus de charisma’s opsomt Vgl. 1 Kor. 12, 28 , “is volgens de verdeling van de gaven van de Geest” H. Basilius van Caesarea, Liber de Spiritu Sancto. 16, 38: PG 32, 137., waarbij hij als eerste wijst op die van de apostelen. Uitgaande van de verwijzing naar de bisschopswijzing begrijpt men ook de hiërarchische gaven met verwijzing naar de andere graden van de wijding; vooral die van de priesters, die zijn “geheiligd om het evangelie te prediken, de herders van hun gelovigen te zijn en de goddelijke eredienst te vieren” en “onder het gezag van de bisschop het deel van de kudde van de Heer heiligen en besturen dat hun toegewezen is, en door op hun beurt “een voorbeeld voor de kudde” te worden “dienen zij hun plaatselijke gemeenschap voor te zitten en te dienen”. H. Basilius van Caesarea, Liber de Spiritu Sancto. 16, 38: PG 32, 137. Voor bisschoppen en priesters “maakt” de priesterlijke zalving in het sacrament van de Wijding “hen zo aan Christus-Priester gelijkvormig dat zij in de persoon van Christus, het Hoofd, kunnen optreden”. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het leven en dienst van de priester, Presbyterorum Ordinis (7 dec 1965), 2 Hieraan moeten worden toegevoegd de gaven die aan de diakens zijn geschonken; aan hen “worden de handen opgelegd niet voor het priesterschap, maar voor het dienstbetoon”, en, “gesterkt door de sacramentele genade, staan zij in dienst van het volk van God ... in gemeenschap met de bisschop en zijn priesterschaar”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 29 Samengevat: de hiërarchische gaven, die eigen zijn aan het Wijdingssacrament in zijn verschillende graden, worden gegeven, opdat het in de Kerk als gemeenschap iedere gelovige nooit ontbreekt aan het objectieve aanbod van de genade van de sacramenten, de normatieve verkondiging van het Woord van God en de pastorale zorg.