• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Groot en heilig was de taak die Onze Heer Jezus Christus, op het punt om naar Zijn Vader weder te keren, aan Zijn leerlingen toevertrouwde met de woorden: “Gaat heel de wereld door, en predikt het Evangelie aan ieder schepsel.” (Mc. 16, 15) Die taak bleef niet beperkt tot het leven der apostelen, maar moest door hun opvolgers worden voortgezet tot aan het einde der wereld, zolang er op aarde mensen zouden zijn, die door de waarheid moesten vrijgemaakt worden.

Ten slotte willen wij ons woord richten tot allen zonder uitzondering, die door een grote gaven van Gods barmhartigheid het ware geloof bezitten en deel hebben aan de ontelbare zegeningen, waar het geloof de bron van is.

En op de eerste plaats moeten zij denken aan den groten, heiligen plicht, om de missiën onder de ongelovigen te steunen. Immers, God “heeft iedereen een bod gegeven over zijn naaste” , (Sir. 17, 13) en dat gebod is des te dringender, naarmate de nood waaronder de naaste gebukt gaat, groter is. Welnu, welke mensen hebben dringender behoefde aan de hulp hunner broeders dan de ongelovige, die door hun gemis aan de kennis van God in de boeien van blinde, tomeloze hartstochten gevangen zijn, en in de vreselijkste slavernij van den duivel, leven? Allen dus, die naar vermogen bijdragen tot verlichting der heidenen, vooral door hun steun voor het werk van de missionarissen, vervullen daardoor hun verplichtingen in een zaak van het grootste belang, en geven tegelijk aan God het meest welgevallige bewijs van hun dankbaarheid voor de weldaad van het geloof.

Welnu, er bestaan drie soorten van hulp die men aan de missiën kan bieden, en die de missionarissen zelf zonder ophouden vragen.

32 De eerste hulp die voor iedereen mogelijk is, bestaat in het afsmeken van Gods genade over de missiën. Wij hebben het al meer dan eens gezegd: de moeiten, door de missionarissen aangewend, zal ijdel en vruchtloos zijn, als de goddelijke genade er geen vruchtbaarheid aan geeft. Hiervoor getuigt Paulus met de woorden “Ik heb geplant, Appollo heeft begoten, maar God heeft wasdom verleend.” (1 Kor. 3, 6) Voor het verkrijgen nu van deze genade bestaat er slechts één middel, en dat is nederige, volhardende gebed. Want de heer zegt: “alles, wat zij ook zullen vragen, zij zullen het verkrijgen van Mijn vader.” (Mt. 18, 19) Zo ooit, dan zal het gebed zeker zijn uitwerking hebben, Als het voor deze intentie, die de hoogste en aan God meest welgevallige is. Eertijds, toen de Israëlieten in gevecht waren met Amalec, bad Mozes voor hen op den top van een berg met opgeheven handen om hulp van God. Zoo moeten ook alle christenen, terwijl de verbreiders van het Evangelie in den wijngaarden des Heren hun moeizaam werk verrichten, hun door middel van hun vurige gebeden te hulp komen. Nu is het zg. Apostolaat des gebeds eigenlijk ingesteld om deze plicht naar behoren in te vullen. Daarom bevelen wij hier dit apostolaat aan alle gelovigen zonder uitzondering krachtig aan, en het is onze wens, dat niemand verzuime zich daarbij aan te sluiten, maar dat allen, zo niet door feitelijk lidmaatschap, dan toch in ieder geval met hun belangstelling aan dat apostolisch werk deelnemen.

Op de tweede plaats: er moeten maatregelen genomen worden tegen het tekort aan missionarissen. Dit bestond vroeger reeds in ernstige mate, maar is nu ten gevolge van de oorlog zeer groot geworden, zodat op vele plaatsen de akker des Heren gebrek aan werklieden heeft. Hiervoor willen wij, eerbiedwaardige broeders, speciaal een beroep doen op uw zorg. Gij zult een buitengewoon waardevol bewijs van uw liefde voor den godsdienst geven, als gij met grote zorg waakt over ontluikende kiemen ener roeping tot het apostolaat, die wellicht onder uw tonen. En laat u niet bedriegen door een schijn van goed of beïnvloeden door menselijke berekening, alsof hetgeen gij voor de vreemde missiën afstaat, voor belangen van uw eigen diocees een nadeel, zou zijn. Ter vervanging van één priester dien gij laat vertrekken, zal God in uw bisdom verscheidene andere, zeer bruikbare priesters voor u doen opstaan. Tot oversten der missioneerde orden en religieuze instellingen richten wij het dringende verzoek, voor dat belangrijke werk uitsluitend eersterangs leden aan te wijzen, d.w.z. leden, die door onberispelijk leven en door innige vroomheid en ijver boven de ander uitstaan. Zijn de oversten tot bevinding gekomen, dat hun missionarissen bij een of ander volk er volkomen in geslaagd zijn, om het van zedelijk laagstaand bijgeloof tot christelijk wijsheid te brengen, en daarop voldoende stevige grondslag de Kerk duurzaam te vestigen, laten zij dan die missionarissen als een keurcorps van Christus naar een ander volk zenden, dat nog aan de klauwen van Satan moet worden ontrukt, en laten zij dan zonder tegenzin alles, wat zij op hun eerste terrein reeds voor Christus hadden gewonnen, ter verdere ontwikkeling aan anderen te bewerken overlaten. Zodoende zullen zij een heerlijke zielenoogst binnenhalen, maar tegelijk ook over hun eigen religieuze instelling de overvloedige gunsten der goddelijke goedheid aftrekken.
Eindelijk voor de instandhouding der missiën is er behoefde aan financiën, en wel aan ruime financiële middelen, vooral nu als gevolg van den oorlog de behoeften der missiën ontzaglijk hoog gestegen zijn door de opheffing of vernietiging van zoveel scholen, ziekenhuizen, gestichten en andere kosteloze inrichtingen van weldadigheid. Hier doen wij een beroep op alle dergelijke christenen om zich weldadig naar vermogen te tonen. Want “wie de goederen deze wereld bezit en zijn broeder in nood ziet maar zijn hart voor hem sluit: hoe blijft in hem de liefde tot God?” (1 Joh. 3, 17) Zo spreekt de apostel Johannes waar het gaat over degenen die stoffelijk gebrek lijden. Maar is dan de plicht der liefde hier niet veel heiliger? Het gaat hier niet alleen om hulp voor het gebrek aan voedsel en geld en voor allerlei andere ellende van een ontelbare menigte, maar bovendien en op de eerste plaats over de bevrijding van zulk een geweldig aantal zielen uit de trotse dwingelandij van Satan, om hen te brengen tot de vrijheid der kinderen Gods. Daarom zouden wij gaarne hulp der katholieke milddadigheid willen inroepen voor de bestaande ondersteuning der missiën.

Onder die werken behoort vooreerst het Werk tot voortplanting des Geloofs, dat door onze voorgangers reeds meerdere malen uitbundig geprezen is. Wij verzoeken de Congregatie der Propaganda de beste maatregelen te nemen voor een nog veel groter en rijker vruchtbaarheid van dat werk in de toekomst. Zijn voornaamste taak moet immers zijn, te zorgen voor overvloedige middelen tot onderhoud zowel van reeds gestichte als van in de toekomst nog te stichten missiën. Andere hebben ter verbreiding van de dwaling de beschikking over ruime, overvloedige middelen. Wij vertrouwen dus, dat de katholieke wereld niet zal dulden, dat onze missionarissen, die het zaad der waarheid uitstrooien, met gebrek te kampen hebben.

Een tweede werk, dat wij eveneens aan allen ten zeerste aanbevelen, is het Werk der heilige Kindsheid. Dit heeft tot doel te zorgen voor het doopsel van heidenkindertjes in gevaar van sterven. Een reden voor bijzondere aanbeveling van dit werk bestaat hierin, dat ook onze eigen kinderen er lid van kunnen zijn, en zo, vroegtijdig de kostbaarheid der gave van het geloof beseffend, op hun manier leren werken om ook anderen in die gaven te laten delen.

Document

Naam: MAXIMUM ILLUD
Over de verkondiging van het geloof over de gehele wereld
Soort: Paus Benedictus XV - Apostolische Brief
Auteur: Paus Benedictus XV
Datum: 30 november 1919
Copyrights: © 1940, Ecclesia Docens 0114, Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Bewerkt: 27 maart 2021

Opties

Internetadres
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test