BARMHARTIGHEID 24. - BARMHARTIGHEID ZUIVERT HET HART (VGL. LC. 5, 12-16)Catechesereeks over de barmhartigheid - Sint Pietersplein
(Soort document: Paus Franciscus - Audiëntie)
Paus Franciscus -
22 juni 2016
BARMHARTIGHEID 24. - BARMHARTIGHEID ZUIVERT HET HART (VGL. LC. 5, 12-16)
Catechesereeks over de barmhartigheid - Sint Pietersplein
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
“Heer als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen” (Lc. 5, 12): dat is de vraag die we een melaatse aan Jezus hoorden stellen. De melaatse vraagt niet alleen genezen te worden, maar “gereinigd” te worden, dat wil zeggen volledig genezen te worden, naar lichaam en ziel. Melaatsheid werd inderdaad beschouwd als een vervloeking door God, als diepe onreinheid. De melaatse moest zich ver van iedereen houden; hij mocht de tempel niet binnen en hij mocht aan geen goddelijke eredienst deelnemen. Ver van God en ver van de mensen. Een miserabel leven leidden die mensen.
Ondanks dit alles legt de melaatse zich niet neer bij zijn ziekte en ook niet bij de bepalingen die van hem een verworpene maken. Om bij Jezus te komen, aarzelde hij niet de wet te overtreden en de stad binnen te gaan – wat hij niet mocht doen, want hem verboden – en wanneer hij Hem vond “wierp hij zich voor Hem neer smekend: ‘Heer als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen’” (
Lc. 5, 12). Al wat deze man, die onrein werd beschouw, doet en zegt, is uitdrukking van zijn vertrouwen. Hij erkent de macht van Jezus, hij is er zeker van dat Hij de macht heeft om hem te genezen en dat alles van Zijn wil afhangt. Dat vertrouwen is de kracht die hem heeft toegelaten elke conventie te overtreden en de ontmoeting met Jezus te zoeken en, terwijl hij voor Hem knielt, noemt hij Hem “Heer”. Het smeekgebed van de melaatse laat zien dat het niet nodig is, - wanneer we voor Jezus verschijnen – lange toespraken te houden. Enkele woorden volstaan op voorwaarde dat ze gepaard gaan met het volle vertrouwen in Zijn almacht en in Zijn goedheid. Zich toevertrouwen aan de wil van God, betekent inderdaad zich toevertrouwen aan Zijn oneindige barmhartigheid. Ik zal jullie iets vertrouwelijks verklappen. ’s Avonds, voor het slapengaan, bid ik altijd dat korte gebed: “Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen”. En dan bid ik vijf “Onze Vaders”, één voor elk van de vijf wonden van Jezus, want Jezus heeft ons door zijn wonden genezen. Als ik dit doe, dan kunnen jullie dat thuis ook doen en zeggen: “Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen” en daarbij denken aan de wonden van Jezus en voor elke wonde één “Onze Vader” bidden. En Jezus luistert altijd naar ons.
Jezus wordt door deze man diep getroffen. Het Evangelie volgens Marcus beklemtoont: “Door medelijden bewogen stak Hij de hand uit, raakte hem aan en sprak tot hem: ‘Ik wil, word rein’” (
Mc. 1, 41). Het gebaar van Jezus gaat samen met zijn woord en maakt het onderricht uitdrukkelijker. Tegen de bepalingen van de Wet van Mozes in, die verbood een melaatse te benaderen
Vgl. Lev. 13, 45-46
, stak Jezus de hand uit en raakte hem zelfs aan. Hoe vaak ontmoeten we niet een arme op onze weg! We kunnen vrijgevig zijn, we kunnen medelijden hebben, maar zelden raken we hem aan. We geven een muntstuk, we gooien het hem toe, maar we vermijden hem met de hand aan te raken. Daarbij vergeten we dat dit lichaam het lichaam is van Christus! Jezus leert ons dat we niet bang moeten zijn de arme en de uitgestotene aan te raken, want Hij is in hen. De arme aanraken kan ons reinigen van de schijnheiligheid en ons ongerust maken over zijn toestand. De verstotenen aanraken. Vandaag zijn hier deze jongeren met mij. Velen denken dat het voor hen beter ware geweest dat zij in hun land waren gebleven, maar daar leden ze erg. Het zijn onze vluchtelingen, velen beschouwen hen als verschoppelingen. Alsjeblieft, het zijn onze broeders! Een christen verstoot niemand, biedt ruimte aan allen, laat allen komen.
Nadat Jezus de melaatse genezen heeft, draagt Hij hem op er met niemand over te spreken, maar Hij zegt hem: “Ga u laten zien aan de priester en offer voor uw reiniging, zoals Mozes heeft voorgeschreven, om hun het bewijs te leveren” (
Lc. 5, 14). Deze opdracht van Jezus maakt drie zaken duidelijk. Ten eerste: de genade die in ons werkt, is niet uit op sensatie. Over het algemeen werkt ze met bescheidenheid en zonder gedruis. Om onze wonden te genezen en ons op de weg van de heiligheid te leiden werkt zij met geduld om ons hart te boetseren naar het Hart van de Heer zodanig dat we steeds meer zijn gedachten en gevoelens beleven. Ten tweede: door de genezing officieel door de priester vast te laten stellen en een verzoeningsoffer te brengen, wordt de melaatse terug toegelaten tot de geloofsgemeenschap en tot het maatschappelijk leven. Zijn re-integratie vervolledigt zijn genezing. Zoals hijzelf had afgesmeekt, is hij nu volledig gereinigd! Ten slotte, door zich aan de priester te tonen, legt de melaatse getuigenis af van Jezus en van zijn Messiaans gezag. De kracht van de compassie waarmee Jezus de melaatse heeft genezen, heeft het geloof van deze man klaar gemaakt voor de zending. Hij was een verworpene, nu is hij één van ons.
Laten we aan onszelf, aan onze ellende denken… iedereen heeft de zijne. Laten we oprecht nadenken. Hoe vaak verbergen we ze niet achter de schijnheiligheid van de “goede manieren”. Precies dan is het nodig alleen te zijn, voor God te knielen en te bidden: “Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen”. Doet dat, doet het voor het slapengaan, elke avond. Laten we nu samen het mooie gebed uitspreken: “Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen!”
© 2016, Libreria Editrice Vaticana
Vert. uit het Italiaans: Marcel De Pauw MSC; alineaverdeling en -nummering: redactie