Paus Leo XIII - 29 juni 1886
Ongetwijfeld is Christus koning in eeuwigheid, en onzichtbaar zet Hij van uit den hemel het bestuur en de instandhouding van Zijn rijk in eeuwigheid voort. Maar, omdat Hij wilde, dat Zijn rijk een zichtbaar rijk was, moest Hij iemand aanwijzen, die, na Zijn terugkeer naar den hemel, op aarde Zijn plaatsvervanger zou zijn. "Zou iemand verklaren, dat Christus het eenige hoofd en de eenige herder is en de eenige bruidegom der eene Kerk, dan zou hij te weinig zeggen. Wèl staat het vast, dat Christus zelf de werking der sacramenten in de Kerk tot stand brengt; want Hij is het die doopt; Hij is het die zonden vergeeft; Hij is de waarachtige priester, die Zich op het altaar des kruises heeft opgeofferd en door wiens macht Zijn lichaam dagelijks op het altaar wordt geconsacreerd. Maar omdat Hijzelf niet lichamelijk bij al Zijn geloovigen bleef verwijlen, heeft Hij bedienaren gekozen, door wier bemiddeling Hij dit alles aan de geloovigen doet toekomen, zooals boven Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Contra Gentiles. Lib. IV cap. 74 gezegd is. Welnu, om dezelfde reden, namelijk omdat Hij voornemens was Zijn lichamelijke tegenwoordigheid in de Kerk te beëindigen, moest Hij iemand aanstellen, om in Zijn plaats de zorg voor geheel de Kerk over te nemen. Daarom sprak Hij tot Petrus vóór de hemelvaart: Weid Mijn schapen." H. Thomas van Aquino, Summa Contra Gentiles. Lib. IV, cap. 76