Paus Franciscus - 4 juni 2016
Als een liefdevolle moeder houdt de Kerk van al haar kinderen, maar met een zeer bijzondere liefde zorgt zij voor en beschermt zij de kleinste en meest kwetsbare: het gaat hier om een opdracht die Christus zelf toevertrouwt aan heel de christelijke gemeenschap in haar totaliteit. Zich hiervan bewust, besteedt de Kerk een waakzame zorg aan de bescherming van kinderen en kwetsbare volwassenen.
Deze taak van bescherming en zorg komt heel de Kerk toe, maar moet in het bijzonder door haar herders worden uitgeoefend. Daarom moeten de diocesane bisschoppen, de eparchen en zij die verantwoordelijk zijn voor een particuliere Kerk, zich in het bijzonder beijveren voor de bescherming van de zwaksten onder degenen die aan hen zijn toevertrouwd.
Het Canoniek Recht voorziet reeds in de mogelijkheid van verwijdering uit een kerkelijk ambt “om ernstige redenen”: dit betreft ook diocesane bisschoppen, eparchen en hen die door het recht aan hen worden gelijkgesteld Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 193. §1 Vgl. Wetboek, Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken, Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium (1 okt 1991), 975. §1 Met onderhavige brief wil ik nader bepalen dat bij genoemde “ernstige redenen” ook het verwaarlozen door bisschoppen van de uitoefening van hun taak is inbegrepen, in het bijzonder met betrekking tot de gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen en kwetsbare volwassenen, voorzien door het Motu Proprio H. Paus Johannes Paulus II - Motu Proprio
Sacramentorum sanctitatis tutela
Afkondiging van de normen betreffende de meest ernstige delicten, voorbehouden aan de Congregatie voor de Geloofsleer
(30 april 2001) gepromulgeerd door de heilige Johannes Paulus II en Raad voor de Openbare Aangelegenheden - Staatssecretariaat
Rescriptum ex audientia Ss.mi - Oprichting van een raad van Kardinalen binnen de Congregatie van de Geloofsleer voor de behandeling van de delicta graviora
(3 november 2014) door mijn geliefde voorganger Benedictus XVI. In deze gevallen dient men de volgende procedure in acht te nemen.
§ 1. De diocesane bisschop of eparch of hij die ook op tijdelijke titel de verantwoordelijkheid voor een particuliere Kerk of een andere, in de zin van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) en Wetboek
Codex Canonum Ecclesiarum Orientalium
Codex van Canoniek Recht van de Oosterse Kerken (1 oktober 1991) aan haar gelijkgestelde gemeenschap heeft, kan wettig uit zijn ambt worden verwijderd, als hij uit nalatigheid handelingen heeft verricht of nagelaten die anderen zware schade hebben toegevoegd, of het nu fysieke personen, of een gemeenschap in haar geheel betreft. De schade kan fysiek, moreel, geestelijk of patrimoniaal zijn.
§ 2. De diocesane bisschop of eparch kan alleen worden verwijderd, als hij objectief zeer ernstig tekort is geschoten in de ijver die van hem door zijn herderlijk ambt wordt gevraagd, ook zonder zware morele schuld zijnerzijds.
§ 3. In het geval dat het misbruik van minderjarigen of kwetsbare volwassenen betreft, is het voldoende dat het gebrek aan ijver ernstig is.
§ 4. Met een bisschop en een eparch worden hogere oversten van religieuze instituten en sociëteiten van apostolisch leven van pauselijk recht gelijkgesteld.
§ 1. In alle gevallen waarin er serieuze aanwijzingen zijn van hetgeen in het vorige artikel wordt voorzien, kan de daartoe bevoegde Congregatie van de Romeinse Curie een onderzoek ter zake beginnen, waarbij zij hiervan aan de betreffende melding maakt en hem de gelegenheid geeft documenten en getuigenissen te overleggen.
§ 2. De bisschop zal de mogelijkheid worden gegeven zich te verdedigen en dat zal hij kunnen doen met de middelen waarin door het recht wordt voorzien. Alle fases van het onderzoek zullen aan hem worden meegedeeld en hem zal altijd de gelegenheid worden gegeven de oversten van de Congregatie te ontmoeten. Deze ontmoeting zal, indien de bisschop zelf hiervoor niet het initiatief neemt, door het dicasterie zelf worden voorgesteld.
§ 3. In vervolg op de door de bisschop aangedragen argumenten kan de Congregatie besluiten tot een aanvullend onderzoek.
§ 1. Alvorens een beslissing te nemen zal de Congregatie, indien dit opportuun is, andere bisschoppen of eparchen kunnen ontmoeten die van de bisschoppenconferentie of de synode van de bisschoppen van de Kerk sui iuris waarvan betreffende bisschop of eparch deel uitmaakt, om het geval te bespreken.
§ 2. De Congregatie neemt in gewone zitting bijeen haar beslissingen.
Mocht de Congregatie de verwijdering van een bisschop opportuun achten, dan zal zij op grond van de omstandigheden van het geval bepalen of:
1. men op zo kort mogelijke termijn het decreet van verwijdering zal geven;
2. of op broederlijke wijze de bisschop zal aansporen zijn ontslag binnen een termijn van 15 dagen in te dienen. Indien de bisschop geen antwoord geeft binnen de termijn die daarvoor is voorzien, zal de Congregatie het decreet van verwijdering kunnen uitvaardigen.
De beslissing van de Congregatie, waarvan sprake is in de artikelen 3-4, moet worden onderworpen aan de specifieke goedkeuring van de Paus van Rome, die, alvorens een definitieve beslissing te nemen, zich zal laten bijstaan door een daarvoor bestemd college van, zo nodig daarvoor aangewezen, juristen.
Ik gelast dat alles wat ik met deze apostolische brief, Motu Proprio gegeven, heb besloten, in alle onderdelen wordt opgevolgd, ongeacht welke tegengestelde bepaling dan ook, ook al is die bijzondere vermelding waard, en bepaal dat deze wordt gepubliceerd in het officiële commentaar Acta Apostolicae Sedis en wordt gepromulgeerd in het dagblad L’Osservatore Romano en op 5 september 2016 van kracht wordt.
Uit het Vaticaan, 4 juni 2016
FRANCISCUS. P.P.