Paus Franciscus - 11 mei 2016
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Vandaag houden we deze audiëntie op twee plaatsen: vanwege de mogelijkheid van de regen zijn de zieken in de Aula Paulus VI en zij zijn verbonden met ons via het grote scherm; twee plaatsen maar één enkele audiëntie. We begroeten de zieken die in de Aula Paulus VI zijn. Vandaag willen we nadenken over de parabel van de barmhartige vader. Het gaat over een vader en zijn twee zonen zo maken we kennis met de oneindige barmhartigheid van God.
Laat ons bij het einde beginnen, met name bij de hartsvreugde van de vader die zegt: “laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden” (Lc. 15, 23-24). Met deze woorden heeft de vader de jongste broer onderbroken toen die zijn schuldbelijdenis deed: “ik ben niet meer waard uw zoon te heten” (Lc. 15, 19). Die uitspraak is ondraaglijk voor het hart van de vader die zich van zijn kant haast om aan de zoon de tekenen van zijn waardigheid terug te geven: het mooie gewaad, de ring, de sandalen. Jezus, beschrijft geen beledigde en haat dragende vader, een vader die bijvoorbeeld aan de zoon zou zeggen: “Je zal er voor boeten”. Maar neen, de vader omhelst hem, verwacht hem met liefde. Integendeel het enige dat de vader ter harte gaat dat deze zoon gezond en wel nu bij hem is, dat maakt hem gelukkig, hij viert feest. Het onthaal van de teruggekeerde zoon wordt op ontroerende wijze beschreven: “Zijn vader zag hem al in de verte aankomen en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk” (Lc. 15, 20). Zoveel tederheid; hij zag hem van ver: wat wil dat zeggen? Dat de vader dikwijls op het terras klom om de weg af te speuren en na te gaan of zoon soms op komst was; die zoon die allerlei had uitgespookt, maar de vader verwachtte hem. Hoe mooi is die tederheid van de vader! De barmhartigheid van de vader is overweldigend (traboccante), onvoorwaardelijk en is al zichtbaar nog vóór de zoon spreekt. Zeker, de zoon weet dat hij in de fout is gegaan en hij erkent dat: “Vader, ik heb misdaan tegen de hemel en tegen u; ik ben niet meer waard uw zoon te heten maar neem mij aan als een van uw dagloners” (Lc. 15, 19). Maar die woorden verdampen voor de vergiffenis door de vader. De omhelzing en de kus van de vader doen hem verstaan dat hij altijd als zoon beschouwd is gebleven, ondanks alles. Dit onderricht van Jezus is belangrijk: onze staat van kinderen van God is de vrucht van de hartsliefde van de Vader; het hangt niet af van onze verdiensten of van onze daden, en dus kan niemand het ons ontroven, zelfs de duivel niet! Niemand kan ons deze waardigheid ontnemen.
Dit woord van Jezus spoort ons aan nooit te wanhopen. Ik denk aan de moeders en vaders die bezorgd zijn wanneer ze vaststellen dat de kinderen weggaan en gevaarlijke wegen opgaan. Ik denk aan de pastoors en catechisten die zich soms de vraag stellen of hun inzet nutteloos is geweest. En ik denk ook aan wie in de gevangenis verblijft en de indruk heeft dat zijn leven afgelopen is, aan allen die verkeerde keuzen gemaakt hebben en er niet meer in slagen naar de toekomst te kijken; aan allen die hongeren naar barmhartigheid en vergeving en menen dat ze die niet waardig zijn... In gelijk welke levenssituatie mag ik niet vergeten dat ik nooit zal ophouden het kind van God te zijn, kind te zijn van een Vader die van me houdt en uitkijkt naar mijn terugkeer. In de slechtste situatie verwacht God me, wil God me omhelzen, wacht God op mij.
In de parabel is er ook een andere zoon, de oudste; ook hij moet de barmhartigheid van de vader ontdekken. Hij is altijd thuis gebleven, maar hij is zo anders als de vader! Zijn woorden zijn gespeend van tederheid: “Al zoveel jaren dien ik u en nooit heb ik uw geboden overtreden... En nu die zoon van u is teruggekomen…” (Lc. 15, 29-30). Men ziet de verachting: nooit zegt hij ‘vader’, nooit ‘broer’, hij denkt alleen aan zichzelf, hij gaat er prat op dat hij altijd bij de vader gebleven is om hem te dienen; maar nooit heeft hij nabijheid met vreugde beleefd. En nu verwijt hij de vader dat hij nooit een bokje gegeven heeft om feest te vieren. Arme vader! Een zoon was weggegaan en de andere is eigenlijk nooit echt bij hem geweest! Het lijden van de vader is zoals het lijden van God, het lijden van Jezus wanneer we weggaan omdat we ons verwijderen of omdat we nooit echt aanwezig zijn.
Ook de oudste zoon heeft nood aan barmhartigheid. De rechtvaardigen, zij die zich rechtvaardig achten, ook zij hebben nood aan barmhartigheid. Die zoon vertegenwoordigt ons wanneer we ons de vraag stellen of het wel de moeite loont wanneer we niets terugkrijgen. Jezus herinnert er aan dat men niet in het huis van de Vader blijft om een beloning te ontvangen, maar omdat men de waardigheid heeft van medeverantwoordelijke kinderen. Het komt er niet op aan met God ‘ruilhandel te drijven’, maar Jezus na te volgen die zichzelf op het kruis zonder maat heeft gegeven.
“Jongen, jij bent altijd bij me en alles van mij is ook van jou. Maar er moet feest en vrolijkheid zijn” (Lc. 15, 31). Dat zegt de vader aan de oudste zoon. Dat is zijn logica van de barmhartigheid! De jongste zoon dacht een straf te verdienen omwille van zijn eigen zonden, de oudste zoon verwachtte een beloning voor bewezen diensten. De twee broers spreken niet met elkaar, ze leven verschillende verhalen, maar beiden redeneren volgens een logica die vreemd is aan Jezus: als je goed doet krijg je een beloning, als je kwaad doet, word je gestraft. Dat is de logica van Jezus niet, niet! Die logica wordt door de woorden van de vader omgekeerd: “er moet feest en vrolijkheid zijn, omdat die broer van je dood was en levend is geworden” (Lc. 15, 31). De vader heeft de verloren zoon teruggevonden en nu kan hij hem aan zijn broer terugschenken!. Zonder de jongste houdt ook de oudste op een “broer” te zijn. De grootste vreugde voor de vader bestaat er in dat zijn zonen elkaar erkennen als broers.
De zonen kunnen beslissen aan de vreugde van de vader deel te hebben of het te weigeren. Ze moeten zich bevragen over hun eigen verlangens en over hun visie op het leven. De parabel eindigt onbeslist: we weten niet welk besluit de oudste zoon heeft genomen. Dat is voor ons een uitdaging. Dit Evangelie leert ons dat we allen er nood aan hebben in het huis van de Vader binnen te gaan en aan zijn vreugde deel te nemen, aan zijn feest van de barmhartigheid en van de broederlijkheid. Broeders en zusters, laten we ons hart openen om “barmhartig te zijn als de Vader”!