Paus Franciscus - 27 april 2016
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Vandaag denken we na over de parabel van de barmhartige Samaritaan. Vgl. Lc. 10, 25-37 Een wetgeleerde stelt Jezus op de proef met deze vraag: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” (Lc. 10, 25). Jezus vraagt hem zelf het antwoord te geven, wat hij perfect doet: “Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en met geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf” (Lc. 10, 27). Tot besluit zegt Jezus: “doe dat en ge zult leven” (Lc. 10, 28).
Daarop stelt die man een andere, voor ons zeer kostbare, vraag: “En wie is mijn naaste?” (Lc. 10, 29), zijn dat: “Mijn ouders? Mijn landgenoten? Mijn geloofsgenoten?....” Eigenlijk wil hij een klare regel om de anderen te kunnen opdelen in “naaste” en “niet-naaste”, in zij die naaste kunnen worden en zij die geen naaste kunnen worden.
Maar laat ons naar de kern van de parabel gaan: de Samaritaan, precies die verachte man, hij op wie niemand wat zou verwedden, die ook zijn verplichtingen had en zijn zaken te behartigen, wanneer hij die gekwetste man ziet, loopt niet langs zoals de twee andere, die aan de Tempel verbonden waren, maar hij “hij zag hem en kreeg medelijden” (Lc. 10, 33). Het Evangelie zegt: “hij zag hem en kreeg medelijden”, dat wil zeggen zijn hart, zijn binnenste is geschokt! Dat is het verschil. De twee andere “zagen”, maar hun hart bleef gesloten, koud. Daarentegen bewoog het hart van de Samaritaan op dezelfde toonhoogte als het hart van God. Want, “medelijden” is een wezenlijk kenmerk van de barmhartigheid van God. God heeft medelijden met ons. Wat wil dat zeggen? Lijdt met ons mee, Hij voelt ons lijden. Medelijden betekent “lijden met”. Het werkwoord wijst op de bewogenheid en de onrust van binnen bij het zien van het lijden van een mens. In de gebaren en daden van de barmhartige Samaritaan herkennen we het barmhartige optreden van God in heel de heilsgeschiedenis. Het is hetzelfde medelijden waarmee God elk van ons tegemoet komt; Hij loopt ons niet voorbij, Hij kent onze pijnen, Hij weet hoeveel hulp en troost we nodig hebben. Hij komt dicht bij ons en laat ons nooit alleen. Ieder van ons kan zich de vraag stellen en in zijn hart beantwoorden: “Geloof ik dat? Geloof ik dat de Heer met mij medelijden heeft, met mij zoals ik ben, zondaar, met zoveel problemen en kwesties?” Denk daaraan en het antwoord zij “Ja!”. Iedereen moet in eigen hart kijken en nagaan of hij gelooft in het medelijden van God, de goede God die ons nabij komt, ons geneest, ons liefkoost. En als we Hem afwijzen, wacht Hij: Hij is geduldig en staat altijd ons terzijde.
De Samaritaan gedraagt zich met echte barmhartigheid: verbindt de wonden van die man, brengt hem naar de herberg, zorgt persoonlijk voor hem en voorziet in zijn bijstand. Zo leren we dat medelijden, liefde, geen vaag gevoel is maar dat het betekent: zorg dragen voor de ander tot en met in eigen persoon er voor betalen. Het betekent zich inzetten en alle noodzakelijke stappen zetten om de ander nabij te komen en zich met hem te vereenzelvigen: “gij zult uw naaste beminnen gelijk uzelf”. Dat is het gebod van de Heer.