Paus Franciscus - 6 april 2016
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
Nadat we nagedacht hebben over de barmhartigheid van God in het Oude Testament, beginnen we vandaag onze overweging over hoe Jezus zelf haar tot gehele voltooiing heeft gebracht. Een barmhartigheid die Hij altijd heeft verwoord, verwerkelijkt en meegedeeld, op elk ogenblik van zijn aardse leven. Door de massa tegemoet te gaan, door het Evangelie te verkondigen, door zieken te genezen, door de laatsten nabij te komen, door zondaars vergiffenis te schenken maakt Jezus een liefde zichtbaar die openstaat voor allen: niemand uitgesloten! Open voor allen zonder grenzen. Een zuivere, gratuite, absolute liefde. Een liefde die haar hoogtepunt bereikt in het Offer op het kruis. Inderdaad, het Evangelie is echt het “Evangelie van de Barmhartigheid”, want Jezus is de Barmhartigheid!
Alle vier de Evangelies bevestigen dat Jezus, voor zijn dienstwerk aan te vatten, het doopsel van Johannes de Doper wilde ontvangen (Mt. 3, 13-17)(Mc. 1, 9-11)(Lc. 3, 21-22)(Joh. 1, 29-34). Deze gebeurtenis geeft een beslissende oriëntatie aan heel de zending van Christus. Feitelijk heeft Hij zich aan de wereld niet getoond in de schittering van de tempel ook al had Hij dat kunnen doen. Hij heeft zich niet laten aankondigen door trompetgeschal: ook al had Hij dat kunnen doen. Hij is ook niet verschenen getooid met het gewaad van een rechter: ook al had Hij dat kunnen doen. Integendeel, na dertig jaren verborgen leven is Jezus naar de Jordaan gegaan, samen met veel mensen van zijn volk en is samen met de zondaars in de rij gaan staan. Hij schaamde zich niet: Hij was daar met allen, met de zondaars om zich te laten dopen. Met andere woorden, vanaf het begin van zijn dienstwerk, heeft Hij zich geopenbaard als Messias die de menselijke staat op zich neemt, bewogen door solidariteit en door medelijden. Zoals Hijzelf in de synagoge van Nazareth bevestigde door zich met de profetie van Jesaja te vereenzelvigen: “De Geest des Heren is over Mij gekomen, omdat Hij Mij gezalfd heeft. Hij heeft Mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien: om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer" (Lc. 4, 18-19). Al wat Jezus na het doopsel heeft gedaan is de verwerkelijking geweest van het programma van het begin: aan allen de liefde van God brengen die redt. Jezus heeft geen haat gebracht, geen vijandschap: Hij heeft ons de liefde gebracht! Een grote liefde, een open hart voor allen, voor ons allen! Een liefde die redt!
Hij is de naaste geworden van de laatsten door hen de barmhartigheid van God te schenken die vergeving is, vreugde en nieuw leven. Jezus, de Zoon gezonden door de Vader, is werkelijk het begin van de tijd van de barmhartigheid voor de gehele mensheid! Zij die op de oever van de Jordaan aanwezig waren begrepen niet meteen de draagwijdte van het gebaar van Jezus. Ook Johannes de Doper was verbaasd over zijn beslissing. Vgl. Mt. 3, 14 Maar de hemelse Vader niet! Hij liet vanuit den hoge zijn Stem klinken: “Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde; in U heb Ik welbehagen” (Mc. 1, 11). Op die wijze bevestigt de Vader, terwijl de Heilige Geest in de gedaante van een duif neerdaalt, de weg die de Zoon als Messias aangevat heeft. Zo klopt, om zo te zeggen, het hart van Jezus in eenklank met het hart van de vader en van de Geest en toont Hij aan alle mensen dat de verlossing de vrucht is van de barmhartigheid van God.
We kunnen het grote mysterie van deze liefde met nog groter helderheid overwegen wanneer we de blik naar de gekruisigde Jezus wenden. Terwijl Hij onschuldig voor ons zondaars sterft, smeekt Hij de Vader: “Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen” (Lc. 23, 34).Het is op het Kruis dat Jezus de zonde van de wereld aan de barmhartigheid van de Vader toont: de zonde van allen, mijn zonden, jouw zonden, jullie zonden. Het is daar, op het Kruis dat Hij ze aan de Vader toont. En met de zonde van de wereld worden al onze zonden uitgewist. Geen vrouw en geen man blijft van dit offergebed van Jezus uitgesloten. Dat betekent dat we niet moeten vrezen te bekennen en te belijden dat we zondaars zijn. Hoe vaak zeggen we niet: “Maar, dat is een zondaar, die dit en dat heeft gedaan...” en vellen we een oordeel over anderen. En jij? Ieder van ons zou zich de vraag moeten stellen: “Juist, dat is een zondaar. En ik?” Allen zijn we zondaars, maar allen werd ons vergiffenis geschonken: allen hebben we de mogelijkheid die vergeving, die de barmhartigheid van God is, te ontvangen. We moeten dus niet vrezen te bekennen dat we zondaars zijn, te belijden dat we zondaars zijn, want elke zonde werd door de Zoon op het Kruis gedragen. En wanneer we berouwvol biechten en ons aan Hem toevertrouwen, zijn we zeker vergiffenis ontvangen te hebben. Het sacrament van de Verzoening maakt voor elkeen de kracht van de vergeving toegankelijk die aan het Kruis ontspringt en in ons leven de genade van de barmhartigheid vernieuwt die Jezus voor ons heeft verworven! We moeten onze ellende niet vrezen: ieder van ons heeft er die hem eigen is. De kracht van de liefde van de Gekruisigde kent geen hindernissen en raakt nooit uitgeput. Deze barmhartigheid wist onze ellende uit.
Geliefden, laten we in dit Jubeljaar aan God de genade vragen de kracht van het Evangelie te mogen ervaren: het Evangelie van de barmhartigheid dat verandert, dat binnen voert in het hart van God, dat ons in staat stelt vergiffenis te schenken en met meer goedheid naar de wereld te kijken. Als we het Evangelie van de verrezen Gekruisigde aanvaarden, wordt heel ons leven geboetseerd door de kracht van zijn liefde die vernieuwt.