H. Paus Johannes Paulus II - 7 juni 1982
Meneer de voorzitter,
dames en heren vertegenwoordigers van de lidstaten, Deze boodschap werd op vrijdag 11 juni door kardinaal-staatssecretaris Agostino Casaroli in New York aan de algemene vergadering van de Verenigde Naties voorgelezen, welke op 7 juni haar tweede speciale zitting over ontwapening was begonnen.
In juni 1978, toen de eerste speciale zitting van de algemene vergadering van de Verenigde Naties over de ontwapening bijeenkwam, heeft mijn voorganger Paus Paulus VI haar H. Paus Paulus VI - Brief
Aan de eerste speciale sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over ontwapening
Ontwapening, nieuwe wereldorde, ontwikkeling
(24 mei 1978) gezonden waarin hij de hoop uitsprak op de resultaten die de mensheid mocht verwachten van een dergelijke poging van goede wil en politieke wijsheid van de kant van de internationale gemeenschap.
En nu, vier jaar later, bent u opnieuw bijeen om uzelf de vraag te stellen of die verwachtingen - althans gedeeltelijk - zijn verwezenlijkt.
Het antwoord op die vraag lijkt noch bijzonder geruststellend noch erg bemoedigend te zijn. Een vergelijking van de situatie van vier jaar geleden met die van vandaag op het punt van de ontwapening laat heel weinig verbeteringen zien. Er zijn er zelfs die denken dat ze verslechterd is, althans in die zin, dat de verwachtingen die toen ontstonden nu louter illusies zouden kunnen lijken. Een dergelijke constatering zou gemakkelijk tot ontmoediging kunnen leiden en de verantwoordelijken voor het lot van de wereld ertoe kunnen brengen elders de oplossingen te zoeken voor de - afzonderlijke of algemene - problemen die het leven van de volkeren blijven verstoren.
Velen zien zo de huidige werkelijkheid. De cijfers, uit verschillende bronnen afkomstig, tonen een ernstige stijging van de militaire uitgaven, die de vorm aanneemt van een grotere productie van verschillende soorten oorlogsmateriaal welke, volgens gespecialiseerde instituten, samengaat met een nieuwe stijging van de wapenhandel. De communicatiemiddelen hebben de laatste tijd hun aandacht grotendeels geconcentreerd op het onderzoek en gebruik op grote schaal van chemische wapenen. Bovendien hebben nieuwe kernwapens het licht gezien.
Aan een vergadering zo competent als de uwe is het niet nodig de cijfers te overleggen die uw organisatie hierover zelf heeft gepubliceerd. Ik volsta met als aanwijzing de studie te vermelden volgens welke het totaal van militaire uitgaven van de planeet overeenkomt met een gemiddelde van honderdtien dollar per persoon per jaar, hetgeen voor vele bewoners van diezelfde planeet het inkomen vertegenwoordigt dat ze ter beschikking hebben om gedurende diezelfde periode te leven.
Bij deze staat van zaken, spreek ik er gaarne mijn voldoening over uit dat de Verenigde Naties zich hebben voorgenomen het probleem van de ontwapening opnieuw onder ogen te zien en ik ben erkentelijk voor de mogelijkheid die mij zo hoffelijk wordt geboden bij deze gelegenheid het woord tot u te richten.
Hoewel de Heilige Stoel geen lid is van uw organisatie, heeft hij sinds enige tijd daarbij zijn eigen permanente waarnemingsmissie welke hem in staat stelt van dag tot dag haar activiteiten te volgen. Het is niemand onbekend hoezeer mijn voorgangers uw werkzaamheden waardeerden. Ik heb zelf de gelegenheid gehad, met name tijdens mijn bezoek aan de zetel van de Organisatie van de Verenigde Naties, hun woorden van achting voor uw organisatie tot de mijne te maken. Evenals zij begrijp ik haar moeilijkheden en ik erken haar waardevolle en onvervangbare rol om de wereld een rustiger en vreedzamer toekomst te waarborgen, terwijl ik de wens uitspreek dat haar inspanningen beloond mogen worden door belangrijkere en betere resultaten.
Het is de stem van iemand die geen eigenbelang heeft, noch politieke macht en nog minder militaire macht, welke uw hoffelijkheid me toestaat opnieuw in deze zaal te laten weerklinken. Hier, waar praktisch die van alle grote en kleine naties samenkomen, draagt mijn woord de weerklank in zich van het morele geweten van de mensheid in zijn zuivere staat, indien u mij deze uitdrukking toestaat. Mijn woorden gaan niet vergezeld van zorgen of belangen van een andere aard, die het getuigenis ervan zouden kunnen versluieren en minder geloofwaardig zouden kunnen maken.
Een geweten dat ongetwijfeld verlicht en geleid wordt door het christelijke geloof, maar dat daarom niet minder diep menselijk is, juist integendeel. Het is dus een geweten dat alle mensen van goede en oprechte wil gemeen hebben.
Mijn stem maakt zich tot de weerklank van de angsten, verwachtingen, hoop en vrees van miljarden mannen en vrouwen die, vanuit alle windstreken, hun ogen richten op uw vergadering, terwijl ze zich afvragen of er, naar ze hopen, een geruststellend licht van zal uitgaan, ofwel een nieuwe, zorgwekkende teleurstelling. Ik geloof dat ik me, zonder daartoe van allen de opdracht te hebben ontvangen, de trouwe vertolker mag maken bij u van de gevoelens die de hunne zijn.
Ik wil en kan niet ingaan op de politieke en technische aspecten van het ontwapeningsprobleem zoals het zich vandaag voordoet, maar ik veroorloof me uw aandacht te vestigen op enkele ethische beginselen die aan de basis liggen van iedere discussie en elke wenselijke beslissing op dit gebied.
Mijn uitgangspunt is geworteld in een bevinding, welke niet alleen unaniem door uw volkeren wordt erkend, maar ook door de regeringen die u leidt of vertegenwoordigt: de wereld wil vrede, de wereld heeft vrede nodig.
In onze tijd betekent de vrede weigeren niet alleen lijden en verliezen teweegbrengen, die een zelfs beperkte oorlog - vandaag meer dan in het verleden - met zich mee brengt, die eveneens de volledige vernietiging zou kunnen meebrengen van hele gebieden met de mogelijke of waarschijnlijke dreiging van catastrofen van nog grotere, zelfs alomvattende afmetingen.
De verantwoordelijken voor het leven van de volkeren schijnen vooral betrokken te zijn bij het koortsachtige zoeken naar politieke wegen en technische middelen die het mogelijk maken de gevolgen van eventuele conflicten te 'beheersen'. Terwijl ze de beperkingen van hun inspanningen in deze zin moeten erkennen, blijven ze op die weg voortgaan, zozeer is de overtuiging verbreid, dat oorlogen op de lange duur onvermijdelijk zijn en zozeer blijft ook en vooral het spookbeeld van een mogelijk militair treffen tussen de grote kampen die de huidige wereld verdelen, het lot van de mensheid bestoken.
Natuurlijk zal geen enkele macht, geen enkele staatsman toegeven, dat hij een oorlog wil beramen of het initiatief ertoe wil nemen. Maar het wederzijdse wantrouwen doet geloven of vrezen, dat anderen dergelijke plannen koesteren of de wil daartoe hebben, zodat niemand een andere mogelijke, zo niet noodzakelijke, oplossing lijkt te overwegen dan een verdedigingsmacht voor te bereiden die voldoende is om een eventuele aanval te beantwoorden.
Velen zijn zelfs van mening dat een dergelijke voorbereiding een manier vormt om de vrede te redden, of tenminste zoveel en zo doeltreffend mogelijk het ontbranden te verhinderen van conflicten, vooral van grote conflicten die tot de grootste slachting van de mensheid zouden leiden en de vernietiging van de beschaving welke de mens moeizaam in de loop van de eeuwen heeft verworven. Zoals men ziet is dit nog de 'vredesfilosofie' die verwoord wordt in het oude Romeinse beginsel: 'Si vis pacem, para bellum' (Indien u vrede wilt, bereid u voor op de oorlog).
In moderne bewoordingen vertaald heeft deze 'filosofie' de naam 'afschrikking' aangenomen en de vormen van het zoeken naar een 'machtsevenwicht', dat soms niet ten onrechte het 'evenwicht van de terreur' is genoemd.
Zoals mijn voorganger Paulus VI er de aandacht op heeft gevestigd: 'De innerlijke logica van het streven naar machtsevenwicht drijft ieder van de tegenstanders voort te trachten zich van een bepaalde speelruimte van superioriteit te verzekeren, uit vrees in een netelige situatie te geraken'. H. Paus Paulus VI, Brief, Ontwapening, nieuwe wereldorde, ontwikkeling, Aan de eerste speciale sessie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over ontwapening (24 mei 1978). lnsegnamenti di Paulo VI, XVI, 1978, blz. 452 (Archief van de Kerken 33 (1978), 597)) Aldus is praktisch de verleiding groot - en het gevaar altijd aanwezig - het zoeken van evenwicht te zien veranderen in het zoeken van een superioriteit welke de bewapeningswedloop op nog gevaarlijker wijze opdrijft.
Ziedaar in feite de tendens die vandaag de boventoon schijnt te blijven voeren misschien zelfs nog sterker dan voorheen. En u hebt u als specifiek doel van deze vergadering gesteld, te zoeken hoe deze tendens mogelijk zou kunnen worden omgebogen.
Dat doel kan nog om zo te zeggen 'minimalistisch' lijken, maar het is van fundamenteel belang, want alleen een dergelijke ommekeer kan doen hopen dat de mensheid de weg zal inslaan die tot het door allen zo begeerde doel voert, ook al beschouwen velen hem nog steeds als een utopie: een volledige, wederzijdse ontwapening, welke door zodanige waarborgen van doeltreffende controle is omgeven, dat ze aan allen het nodige vertrouwen en de nodige zekerheid verschaffen. Deze buitengewone zitting weerspiegelt ook nog een andere bevinding. De wereld verlangt naar ontwapening, evenals ze naar vrede verlangt. De wereld heeft de ontwapening nodig.
Trouwens, de hele arbeid welke binnen het ontwapeningscomité is verricht in verschillende commissies en sub-commissies en in de regeringen, evenals de aandacht die het publiek eraan schenkt, bewijzen het gewicht, dat vandaag aan de moeilijke kwestie van de ontwapening wordt toegekend.
Het bijeenroepen van deze vergadering zelf houdt een oordeel in: de naties van de wereld zijn reeds overbewapend en reeds te zeer betrokken bij een politiek die deze tendens versterkt. Een dergelijke beoordeling houdt stilzwijgend de overtuiging in dat deze tendens verkeerd is en dat de landen van de wereld die deze weg zijn ingeslagen hun positie opnieuw moeten doordenken.
Maar de situatie is ingewikkeld en tal van waarden-waarvan sommige van het hoogste niveau - spelen erin mee. Verschillende standpunten kunnen uitgedrukt worden. De problemen moeten dus met werkelijkheidszin en eerlijkheid onder ogen worden gezien.
Daarom bid ik allereerst tot God opdat Hij u de geestkracht en de goede wil verleent die nodig zijn om uw taak te vervullen en de zaak van de vrede zoveel mogelijk verder te brengen, het uiteindelijke doel van al uw inspanningen tijdens deze buitengewone zitting. Mijn woord is dus een woord van bemoediging en hoop. Bemoediging om u uw energie niet laten verzwakken door de ingewikkeldheid van de problemen of door de mislukkingen van het verleden en het heden. Een woord van hoop omdat we weten dat alleen mensen van hoop in staat zijn geduldig en volhardend voort te gaan naar doelstellingen die onze beste inspanningen waard zijn en naar het welzijn van allen.
Wellicht is er vandaag geen enkele kwestie die zoveel aspecten van de menselijke situatie raakt als die van de bewapening en ontwapening. Zij heeft wetenschappelijke en technische, sociale en economische aspecten. Ze houdt ook ernstige problemen in van politieke aard die te maken hebben met de betrekkingen tussen staten en volkeren. Onze wereldomspannende bewapenlnqssystemen beïnvloeden bovendien in grote mate de culturele ontwikkelingen. En als bekroning van dit alles zijn er de geestelijke vragen die de identiteit zelf van de mens betreffen en zijn keuzen voor de toekomst en voor de toekomstige generaties.
Ik heb, wanneer ik u zo mijn overwegingen voorleg, al deze technische, wetenschappelijke, sociale, economische, politieke en vooral ethische, culturele en geestelijke dimensies voor ogen.
Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog en het begin van het atoomtijdperk, hebben de Heilige Stoel en de katholieke kerk een zeer duidelijke houding aangenomen. De kerk heeft voortdurend geprobeerd bij te dragen aan de vrede en een wereld op te bouwen die niet haar toevlucht tot de oorlog behoefde te nemen om geschillen te regelen. Ze heeft aangemoedigd tot het in stand houden van een internationaal klimaat van wederzijds vertrouwen en van samenwerking. Ze heeft de structuren gesteund die de vrede zouden kunnen waarborgen. Ze heeft de rampzalige gevolgen van de oorlog in herinnering geroepen. Naarmate de middelen van moorddadige vernietiging toenamen heeft ze de gevaren in het licht gesteld die aldus worden veroorzaakt en heeft ze, behalve de onmiddellijke gevaren, de waarden aangegeven die aangekweekt moeten worden om de samenwerking, het wederzijdse vertrouwen, de broederschap en de vrede te ontwikkelen.
Reeds in 1946 verwees mijn voorganger Paus Pius XII naar'de kracht der nieuwe verdelgingswerktuigen' die het probleem van de ontwapening opnieuw in het brandpunt van de internationale besprekingen stelden onder geheel nieuwe gezichtspunten. Paus Pius XII, Toespraak, Kersttoespraak (1946), Vi Fu Mai (24 dec 1946). Katholiek Archief 1 (1946/1947), 759 De opeenvolgende Pausen en het Tweede Vaticaans Concilie hebben de bezinning voortgezet ze aan te passen in verband met de nieuwe bewapening en de controle op de bewapening. Indien de mensen zich met goede wil over deze taak zouden buigen en de vrede als doel in hun hart en in hun plannen zouden dragen, zouden evenredige maatregelen kunnen worden gevonden, en geëigende structuren kunnen worden uitgewerkt om de rechtmatige veiligheid van ieder volk te waarborgen in wederzijds respect en in vrede, terwijl de arsenalen van angst en doodsdreiging overbodig zouden worden.
De leer van de Katholieke Kerk is dus duidelijk en samenhangend. Zij betreurt de bewapeningswedloop en vraagt minstens een geleidelijke wederzijdse en controleerbare vermindering alsmede grotere voorzorgsmaatregelen tegen mogelijke vergissingen bij het gebruik van kernwapens. Tegelijk eist de kerk voor iedere natie de eerbiediging van haar onafhankelijkheid, vrijheid en rechtmatige veiligheid op.
Ik wil u verzekeren dat de Katholieke Kerk voortdurend bezorgd is en niet zal ophouden haar inspanningen te ontplooien zolang de bewapening niet volledig wordt beheerst, de veiligheid van alle landen gewaarborgd en zolang de harten van alle mensen niet zijn gewonnen voor de ethische keuzen die een duurzame vrede zullen waarborgen.
Ik kom nu aan het debat dat u bezighoudt en waarvan men op de eerste plaats moet erkennen dat geen enkel onderdeel van de internationale aangelegenheden afzonderlijk en gescheiden van de velerlei belangen van de landen kan worden beschouwd. De onderlinge afhankelijkheid van de kwesties erkennen is evenwel één ding, een ander ze uit te buiten om er opeen ander niveau voordeel uitte trekken. De bewapening, de kernwapens en de ontwapening zijn op zich en voor de wereld te belangrijk om louter onderdeel te worden van een strategie, die hun intrinsieke belang zou uitbuiten voor een bepaalde politiek of voor andere belangen.
Het is dus van belang met de voorzichtigheid en objectiviteit die ze verdienen, ieder serieus voorstel degelijk te bestuderen, dat erop gericht is bij te dragen aan een werkelijke ontwapening en het scheppen van een beter klimaat. Zelfs kleine stappen hebben een waarde die boven hun materiële en technische aspect uitgaat. Hoe we het ook beschouwen, we hebben vandaag nieuwe perspectieven nodig en moeten bereid zijn met respect te luisteren en aandachtig de eerlijke suggesties te verwelkomen van allen die zich op verantwoordelijke wijze met zo bediscussieerde aangelegenheden bezighouden. Op dit punt komt wat ik het verschijnsel van de retoriek zou willen noemen naar voren. Op een gebied dat even gespannen is als vol onvermijdelijke gevaren is geen plaats voor welke soort geforceerde redevoeringen of uitdagende standpunten dan ook. Het welbehagen in retoriek, in woedend en hartstochtelijk woordgebruik, in bedekte dreigementen en tegen-dreigementen en in oneerlijke manoeuvres kan het acute karakter van een probleem dat een gematigd en aandachtig onderzoek vereist alleen maar verergeren. Anderzijds kunnen de regeringen en hun verantwoordelijken de staatszaken niet onafhankelijk van de wensen van hun volken beheren. De geschiedenis van de beschavingen biedt ons afschrikwekkende voorbeelden van wat er gebeurt, wanneer dat experiment wordt ondernomen. Welnu, de angsten en zorgen van talrijke groepen in verschillende delen van de wereld laten zien dat de mensen steeds meer angst hebben bij de gedachte wat er gebeuren zou indien onverantwoordelijke figuren een kernoorlog zouden ontketenen.
Zo hebben zich bijna overal vredesbewegingen ontwikkeld. In verschillende landen worden deze bewegingen, die uiterst populair zijn geworden, gesteund door een steeds groter deel van de burgers uit verschillende sociale lagen, van alle leeftijden en verschillende opleidingen, vooral jongeren. De ideologische grondslagen van deze bewegingen zijn velerlei. Hun projecten, voorstellen, politiek zijn zeer verschillend en kunnen zich menigmaal blootstellen aan partijdige manipulaties. Maar boven deze uiteenlopende vormen uit, is er een diep en oprecht verlangen naar vrede.
Ik kan me dus alleen maar aansluiten bij uw plan een beroep te doen op de publieke opinie opdat er een werkelijk universeel bewustzijn ontstaat van de verschrikkelijke risico's van een oorlog, een bewustzijn dat op zijn beurt een algemene geest van vrede zal meebrengen.
In de huidige omstandigheden kan een afschrikking op basis van evenwicht, hoewel zeker niet als doel op zich, maar als een etappe op de weg naar een geleidelijke ontwapening, nog als moreel aanvaardbaar worden beoordeeld.
Om de vrede te waarborgen is het echter onontbeerlijk zich niet tevreden te stellen met een minimum dat altijd met een wezenlijk gevaar van explosie is belast.
Wat dan te doen? Bij het ontbreken van een bovennationaal gezag, zoals dat reeds door Paus Joannes XXIII in zijn encycliek H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963) werd gewenst en dat men had gehoopt te vinden in de Organisatie van de Verenigde Naties, blijft de onderhandeling de enige realistische oplossing tegenover de oorlogsdreiging. Hier wil ik u graag een woord van de heilige Augustinus in herinnering brengen die ik reeds eerder heb aangehaald: 'Dood de oorlog met de woorden van onderhandelingen maar dood geen mensen met het zwaard'. Vandaag verklaar ik nogmaals tegenover u, dat ik vertrouw op de kracht van oprechte onderhandelingen om tot juiste en rechtvaardige oplossingen te komen. Deze onderhandelingen vereisen geduld en volharding en moeten met name streven naar een evenwichtige, gelijktijdige en internationaal gecontroleerde vermindering van de bewapening.
Nog nauwkeuriger schijnt de huidige ontwikkeling te leiden tot een toenemende onderlinge afhankelijkheid van de verschillende soorten bewapeningen. Hoe zou men in die omstandigheden een evenwichtige vermindering kunnen overwegen, indien de onderhandelingen niet het geheel van wapens betreffen? In dit opzicht zou het voortzetten van de bestudering van het 'globale ontwapeningsprogramma', dat uw organisatie reeds heeft ondernomen, de noodzakelijke coördinatie kunnen vergemakkelijken tussen de verschillende forums en meer echtheid, rechtmatigheid en doeltreffendheid aan de resultaten kunnen verlenen.
In feite zijn de kernwapens niet de enige oorlogs- en vernietigingsmiddelen. De productie en verkoop van conventionele wapens in de hele wereld zijn een werkelijk alarmerend verschijnsel en, naar het schijnt, in volle ontwikkeling. Onderhandelingen over de ontwapening zouden niet volledig zijn indien ze voorbij zouden gaan aan het feit, dat 80% van de uitgaven voor bewapening gebruikt wordt voor conventionele wapens. Deze handel schijnt zich bovendien steeds sneller te ontwikkelen en zich bij voorkeur te richten op de ontwikkelingslanden. Iedere beslissende stap en iedere poging die wordt ondernomen om deze productie en handel te beperken en te onderwerpen aan een steeds doeltreffender controle is een belangrijke bijdrage aan de zaak van de vrede.
Recente gebeurtenissen hebben de vernietigende kracht van de conventionele wapens bevestigd en de betreurenswaardige omstandigheden waartoe zich die staten veroordelen die geneigd zijn hun toevlucht ertoe te nemen om hun geschillen te regelen.
Maar het is niet voldoende de kwantitatieve aspecten van zowel kernwapens als conventionele wapens te beschouwen. Heel bijzondere aandacht moet geschonken worden aan hun perfectionering welke wordt voortgezet dankzij de meest gevorderde nieuwe technologieën, want dat is juist een van de wezenlijke dimensies van de bewapeningswedloop. Hieraan voorbijgaan zou betekenen zichzelf iets wijsmaken en de mensen die naar vrede verlangen slechts zand in de ogen strooien.
Het onderzoek en de technologie moeten altijd in dienst van de mens worden gesteld. Tegenwoordig gebruikt en misbruikt men ze te vaak voor andere doelstellingen. Tijdens mijn H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
De algehele menselijkheid van de mens komt tot uitdrukking in de cultuur
Tot de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO), Parijs
(2 juni 1980) heb ik dit thema breed uitgewerkt. Het zij mij vandaag nogmaals vergund te suggereren dat een niet onbelangrijk percentage van de fondsen bestemd voor de technologie en de wetenschap van de bewapening worden gereserveerd voor de ontwikkeling van mechanismen en schikkingen die het leven en welzijn van de mensen waarborgen.
In zijn H. Paus Paulus VI - Toespraak
Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties
(4 oktober 1965) heeft Paus Paulus VI een diepe waarheid uitgesproken, toen hij verklaarde: 'De vrede kan niet alleen gebaseerd zijn op politiek en op machts- en belangenevenwicht. Vrede wordt gebouwd met de geest, met ideeën, met werken van vrede'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de 20ste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (4 okt 1965), 5 De vruchten van de geest, de ideeën, de producten van de cultuur en de scheppende krachten van de volkeren zijn ertoe bestemd te worden gedeeld. De vredesstrategieën die het bij het technische en wetenschappelijke niveau laten, die het evenwicht bepalen en controles uitoefenen, zullen alleen dan een werkelijke vrede waarborgen, wanneer banden tussen de volkeren zullen worden gesmeed en versterkt. Legt banden die de volkeren samenbinden. Verschaft uzelf de middelen die de volkeren brengen tot het samen delen van hun culturen en waarden. Laat alle kleingeestige belangen varen, die een land op economisch, sociaal of politiek plan aan de willekeur van een ander uitleveren.
In deze zelfde geest verdienen de werken van bevoegde deskundigen, die wijzen op het verband tussen ontwapening en ontwikkeling, te worden bestudeerd en door daden te worden opgevolgd. Het is niet nieuw te overwegen om de financiële middelen die besteed worden aan de ontwikkeling van wapens, aan de ontwikkeling van de volkeren te gaan besteden, maar het denkbeeld boet daarom nog niet in aan actualiteit en de Heilige Stoel heeft het sedert lang tot het zijne gemaakt. Iedere resolutie van de algemene vergadering in deze zin zou overal de goedkeuring en steun van mannen en vrouwen van goede wil ontmoeten.
Het leggen van banden tussen de volkeren betekent het herontdekken en opnieuw bevestigen van alle waarden die de vrede versterken en de volkeren in harmonie verenigen, maar het betekent eveneens de vernieuwing van het beste wat er leeft in het hart van de mens, die het welzijn van de anderen in broederschap en liefde nastreeft.
Ik zou nog een laatste overweging willen toevoegen: de productieen het bezit van wapens zijn het gevolg van een ethische crisis die de samenleving in al haar politieke, sociale en economische dimensies aanvreet. De vrede, dat heb ik verschillende malen herhaald, is het resultaat van de eerbiediging van de ethische beginselen. De werkelijke ontwapening, die de vrede tussen de volkeren zal waarborgen, zal pas plaatsvinden met de oplossing van deze ethische crisis. Indien dus de inspanning er voor de vermindering van de bewapening en vervolgens voor de totale ontwapening niet evenwijdig samengaan met een ethisch herstel, zijn ze van te voren reeds tot mislukking gedoemd. Indien men voortgang wil maken in de strijd voor de ontwapening is het de taak die absolute voorrang heeft, te proberen onze wereld weer overeind te helpen en de verwarring van de geesten, welke is veroorzaakt door het louter zoeken van belangen en voorrechten of de verdediging van ideologische aanspraken, er uit te verwijderen. Anders blijft men steken in valse schijn.
Want de ware oorzaak van onze onzekerheid ligt in een diepe crisis van de mensheid. Het is de moeite waard, dankzij het gevoelig maken van de gewetens voor de absurditeit van de oorlog, de stoffelijke en geestelijke voorwaarden te scheppen die de schreeuwende ongelijkheden zullen verminderen en allen weer een minimum aan ruimte zullen geven voor de vrijheid van de geest.
Het naast elkaar leven van rijken en armen kan niet meer worden geduld in een wereld waar de communicatie even snel als algemeen is, zonder dat er wrok ontstaat en men zijn toevlucht neemt tot geweld. Bovendien heeft ook de geest zijn fundamentele en onvervreemdbare rechten en terecht eist hij deze op in die landen waar hem de ruimte ontbreekt om rustig naar zijn eigen overtuigingen te leven. Ik nodig alle strijders voor de vrede uit zich te betrekken in deze strijd voor het uitbannen van de ware oorzaken van de onzekerheid van de mensen, waarvan de verschrikkelijke bewapeningswedloop één van de gevolgen is.
De huidige tendens van de bewapeningswedloop ombuigen houdt dus een evenwijdige strijd op twee fronten in: enerzijds de onmiddellijke, dringend noodzakelijke strijd van de regeringen om geleidelijk en op billijke wijze de bewapening te verminderen, en anderzijds een geduldiger maar niet minder noodzakelijke strijd op het vlak van het geweten van de volkeren om de ethische oorzaak aan te pakken van de onveiligheid welke geweld oproept, namelijk de materiële en geestelijke ongelijkheden in onze wereld.
Bundelen wij, zonder enig vooroordeel van welke aard ook, al onze rationele en geestelijke krachten als staatslieden, burgers en godsdienstige verantwoordelijken om het geweld en de haat te doden en de wegen van de vrede te zoeken.
De vrede is het hoogste doel van de activiteit van de Verenigde Naties. Hij moet dat zijn voor alle mensen van goede wil. Helaas verduisteren, ook vandaag nog, treurige werkelijkheden de horizon van het internationale leven en veroorzaken zoveel lijden, vernietigingen en zorgen die de mensheid iedere hoop zouden kunnen ontnemen in staat te zijn zijn eigen toekomst in eensgezindheid en samenwerking van de volkeren te beheersen. Ondanks de pijn die mijn ziel overweldigt, voel ik me gemachtigd, ja verplicht, plechtig tegenover u en tegenover de wereld opnieuw te verklaren wat mijn voorgangers en ikzelf verschillende malen hebben herhaald in naam van het geweten, in naam van de moraal, in naam van de mensheid en in naam van God.
De vrede is geen utopie, noch een onbereikbaar ideaal, noch een niet te verwezenlijken droom.
De oorlog is geen onvermijdelijke ramp. De vrede is mogelijk.
En omdat ze mogelijk is, is de vrede een plicht. Een zeer ernstige plicht. Een allerhoogste verantwoordelijkheid.
De vrede is moeilijk, zeker, en vereist veel goede wil, veel wijsheid en doorzettingsvermogen. Maar de mens kan en moet de macht en de rede de overhand doen hebben over de redenen van de macht.
Mijn laatste woord is er toch nog een van bemoediging en aansporing. En omdat de vrede, die aan de verantwoordelijkheid van de mensen is toevertrouwd, niettegenstaande alles een gave van God blijft, wordt het ook weergegeven in een gebed tot Hem die de bestemming van de volkeren in zijn handen heeft.
Ik dank u voor de activiteit die u ontplooit om de zaak van de ontwapening voortgang te doen vinden: ontwapening van de werktuigen van de dood en ontwapening van de geesten.
Moge God uw inspanningen zegenen.
En moge deze vergadering in de geschiedenis een teken van vertroosting en van hoop blijven.
Vanuit het Vaticaan, 7 juni 1982
Johannes Paulus II