
Paus Franciscus - 19 maart 2016
In deze context kan ik alleen maar bevestigen dat, als het gezin het heiligdom van het leven is, de plaats waar het leven wordt voortgebracht en met zorg wordt omgeven, het feit dat het een plaats wordt waar het leven wordt genegeerd en verwoest, hiermee een schrijnende tegenstelling vormt. De waarde van een menselijk leven is zo groot en het recht op leven van een onschuldig kind dat groeit in de schoot van zijn moeder, zo onvervreemdbaar dat op geen enkele wijze de mogelijkheid om beslissingen te nemen ten opzichte van dit leven gepresenteerd kan worden als een recht op een eigen lichaam: dit leven is een doel op zich en mag nooit object zijn van overheersing door een ander menselijk wezen. Het gezin beschermt het leven in iedere fase, ook bij de neergang ervan. Daarom
“wijst men voor hen die werken in de gezondheidszorg, op de morele plicht van het gewetensbezwaar. De Kerk voelt eveneens niet alleen de noodzaak het recht te bevestigen op een natuurlijke dood, terwijl doorbehandelen en euthanasie wordt vermeden”,
maar
“wijst de doodstraf ten stelligste af”. Bisschoppensynodes, Relatio Finalis - Synode 2015 (24 okt 2015), 64