Paus Franciscus - 19 maart 2016
Huwelijk is allereerst een
"diepe levens- en liefdesgemeenschap" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48
dat goed is voor de gehuwden zelf Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 1055. § 1: “ad bonum coniugum atque ad prolis generationem et educationem ordinatum”., terwijl de seksualiteit
"op de huwelijksliefde tussen man en vrouw" Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2360
Hieruit volgt dat
"de echtgenoten aan wie God niet gegeven heeft kinderen te hebben, menselijk en christelijk gesproken toch een zinvol huwelijksleven (kunnen) leiden." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1654
Toch is de echtelijke eenwording gericht op het voortbrengen van kinderen (procreatie)
"door hun natuurlijke aard". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 48
Het kind dat geboren wordt
"komt niet van buitenaf als een toevoegsel aan de wederzijdse liefde van de echtgenoten; het ontstaat in het hart zelf van deze wederzijdse gave, waarvan het een vrucht en voltooiing is." Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2366
Het komt niet als aan het einde van een proces, maar is daarentegen aanwezig vanaf het begin van hun liefde als een wezenlijke eigenschap, die niet kan worden genegeerd zonder de liefde zelf te verminken. Vanaf het begin wijst de liefde elke impuls zich in zichzelf op te sluiten af en opent zich voor een vruchtbaarheid die verder gaat dan haar eigen bestaan. Dus kan geen enkele geslachtsdaad van de echtgenoten deze betekenis ontkennen, Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 11-12 hoewel zij om verschillende redenen niet altijd de facto een nieuw leven kan voortbrengen.