
Pater Raneiro Cantalamessa, ofm cap. - 25 maart 2016
Wat was zo belangrijk in het kruisgebeuren, dat het zo een radicale verandering rechtvaardigt in de bestemming van de mensheid? In zijn Paus Benedictus XVI - Boek
Jezus van Nazareth - Het leven van Jezus - tussen Zijn doop in de Jordaan en de Gedaanteverandering
Deel I (13 april 2007) schrijft Benedictus XVI: “Ongerechtigheid, het kwaad als een werkelijkheid, kan niet zomaar geïgnoreerd worden, opzij geschoven. Het moet verwijderd, overwonnen worden. Dat alleen is ware barmhartigheid. En aangezien de mens daar niet toe bekwaam is, neemt God het nu zelf op zich – dat is Gods onvoorwaardelijke goedheid”. God heeft zich niet tevreden gesteld met aan de mens zijn zonden te vergeven. Hij heeft oneindig meer gedaan, Hij heeft die zonden op zich genomen, op Zijn schouders gedragen. De Zoon van God, zegt de heilige Paulus, “heeft zichzelf tot zonde gemaakt”. Een verschrikkelijk woord! Reeds in de Middeleeuwen hadden sommigen het er moeilijk mee te geloven dat God de dood van Zijn Zoon eist om zich met de wereld te verzoenen. De heilige Bernardus antwoordde hen: "Niet de dood van de Zoon behaagde Hem maar Zijn wil om spontaan te sterven voor het heil van de wereld”: “Non mors placuit sed voluntas sponte morientis”. Dus niet de dood maar de liefde heeft ons gered!
Gods liefde heeft de mens in zijn meest extreme verschansing bereikt, namelijk in de dood. Christus’ dood moest in ieders oog verschijnen als het hoogste bewijs van Gods barmhartigheid voor de zondaars. En daarom heeft zij evenmin de majesteitelijkheid van een eenzame dood, maar is zij verbonden aan de dood van twee misdadigers. Jezus wil de vriend van de zondaars blijven ten einde toe. Hij sterft dus zoals zij en met hen.