
H. Paus Johannes Paulus II - 16 januari 1980
Die waarheid omtrent de mens die de Concilietekst met de al geciteerde woorden nader omschrijft, heeft twee hoofdaccenten.
Als aan de wortel van de naaktheid, zoals we hebben vastgesteld, de innerlijke vrijheid van de gave ligt - de belangeloze gave van zichzelf - dan schept deze gave voor beiden, man en vrouw, juist de mogelijkheid elkaar over en weer te vinden op grond van het feit dat de Schepper elk van beiden gewild heeft 'om zichzelf'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 24 En zo vindt de man bij de eerste gelukkig makende ontmoeting de vrouw, en vindt de vrouw de man. En zo heet de man de vrouw innerlijk van harte welkom; hij verwelkomt haar zoals de Schepper haar 'om haarzelf' gewild heeft, zoals zij met haar vrouw-zijn gevormd is in het mysterie van het beeld van God; en omgekeerd verwelkomt de vrouw de man op dezelfde manier zoals de Schepper hem 'om zichzelf' gewild heeft en hem met zijn man-zijn heeft gevormd. Daarin bestaat de openbaring en de ontdekking van de echtelijke betekenis van het lichaam. Het jahwistische verhaal en met name Genesis 2, 25 wettigen voor ons de conclusie dat de mens, als man en vrouw, de wereld binnentreedt met het volle besef van wat zijn eigen lichaam, zijn man-zijn en zijn vrouw-zijn, betekent.
De 'bevestiging van de persoon' is niets anders dan het verwelkomen van de gave: een gave die door haar wederkerigheid de gemeenschap van personen schept. Deze wordt van binnen uit opgebouwd en omvat ook heel de 'uitwendigheid' van de mens, dat wil zeggen al wat de zuivere en eenvoudige naaktheid van het lichaam vormt in zijn mannelijkheid en vrouwelijkheid. Dan voelen man en vrouw, zoals we lezen in Genesis 2, 25, 'geen schaamte voor elkaar'. De bijbelse uitdrukking 'niet voelen' wijst rechtstreeks op 'de ervaring' als subjectieve dimensie.