
H. Paus Johannes Paulus II - 30 maart 1985
Zeergeliefde jongeren!
Weest welkom! Tot velen van jullie meen ik te kunnen zeggen: blij jullie terug te zien! Wij ontmoeten elkaar namelijk zoals een jaar geleden. Toen werd het buitengewoon jubileum van de verlossing gevierd: en wij hebben elkaar achtergelaten met de toezegging elkaar nog eens terug te zien. Nu wordt de ontmoeting hernieuwd bij gelegenheid van de viering van het Internationale jongerenjaar, aangekondigd door de Organisatie van de Verenigde Naties voor dit jaar 1985 in het besef van het beslissend belang, dat de jongeren hebben bij elk plan dat de toekomst betreft.
De Kerk wil haar bijdrage leveren aan dit initiatief. Daarom heb ik speciaal aan jullie jongeren de H. Paus Johannes Paulus II - Boodschap
Vrede en jeugd samen op weg
Wereldvredesdag 1985 (8 december 1984) gericht. En nu beleven wij samen deze internationale ontmoeting waarvoor jullie - ik zie het met onmetelijke vreugde - talrijk uit alle delen van de wereld bent gekomen.
Het is mij aangenaam een eerbiedige groet te richten tot de delegatie van de Verenigde Naties, onder leiding van mevr. Leticia Ramos Shahani, assistent-secretarisgenefaal van het 'Centrum voor sociale ontwikkeling en humanitaire aangelegenheden', en tot de delegatie van UNESCO, onder leiding van de heer Gérard Bolla en de heer Pier Luigi Vagliani, actief betrokken bij de voorbereiding van het wereldcongres van Barcelona. Ik begroet bovendien de vertegenwoordiger van de minister van buitenlandse zaken van Italië.
De hoofdgedachte welke de Verenigde Naties aan dit jaar hebben meegegeven, wordt in drie woorden weergegeven die compact van inhoud zijn: deelneming, ontwikkeling, vrede. Drie grondwaarden, drie doeleinden waarop alle jongeren van de wereld zijn uitgenodigd hun inspanningen te doen samenkomen. Vooral op de eerste, de deelneming, vestigen wij deze avond onze aandacht.
Zeergeliefde jongeren, staat toe dat ik jullie de zo betekenisvolle groet herhaal welke de apostel Paulus richtte aan de christenen van zijn tijd: 'Genade zij u en vrede van God onze Vader en de Heer Jezus Christus' (Rom. 1, 7). Ik wil met deze groet vooral de jongeren bereiken die voor de eerste keer met ons zijn. Ik hoop dat zij zich volledig op hun gemak kunnen voelen en dat hun aanwezigheid een stroom van nieuwe frisheid meebrengt, waardoor een groter vreugde ontstaat voor allen.
(Vervolgens begroette hij de jongeren kort in 21 verschillende talen.
In het Nederlands: Een hartelijke groet aan alle jongeren uit Nederland).
Beste vrienden en vriendinnen, toen ik me in verschillende talen tot jullie richtte, reageerden de groepen die tot de afzonderlijke talen behoren onmiddellijk en getuigden met geroep en applaus van de vreugde, welke in hen ontstond door zich rechtstreeks aangesproken te voelen.
De taal maakt zo dat wij ons verbonden voelen met de gemeenschap, het volk of de etnische groep, waartoe wij behoren. Door de taal voelen wij ons deelnemen aan deze gemeenschap.
En niet alleen door de taal. Er zijn ook andere factoren die bijdragen om in ons deze zin tot deelneming te ontwikkelen aan de respectieve vaderlanden: de geschiedenis, de cultuur, de tradities en zeden. En in zekere zin geldt dat ook voor de godsdienst.
Maar wat wil dat precies zeggen: deelneming? Het wil zeggen: samen zijn met de anderen en tegelijkertijd: zichzelf zijn door dat 'samen zijn'. Wat de mensen met elkaar verenigt, wat hen doet deelnemen aan elkaars leven en het meedelen van de goederen, is het gemeenschappelijk aanvaarden van waarden.
Dat blijkt met bijzondere duidelijkheid in de gezinsgemeenschap. Het gezin is namelijk niet louter een gemeenschap; het is een 'personengemeenschap', Dat betekent, dat ieder van de gezinsleden deelt in het 'mens zijn' van de anderen: man en vrouw - ouders en kinderen - kinderen en ouders. .
Het belang van het gezin is dus groot als school van deelneming! En daarom is het een groot verlies, wanneer deze school van deelneming tekort schiet, wanneer het gezin wordt vernietigd.
Zeergeliefde jongeren, verplicht jullie om in jullie toekomst gezonde gezinnen te stichten. Ik heb daarover gesproken in de H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Dilecti amici - Bereid tot verantwoording
Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd
(31 maart 1985) die ik aan jullie heb gericht. Een gezond gezin is de zekerste waarborg voor de gemoedsrust van de echtgenoten en is het grootste geschenk dat zij hun kinderen kunnen geven.
Bovendien is de Kerk een bijzondere school van deelneming, hetgeen het belangrijkste gebeuren van het Kerkelijk leven ons doet begrijpen: de deelneming aan de Heilige Mis.
Wat betekent: 'deelnemen aan de Heilige Mis'? Let wel: niet alleen 'aanwezig zijn bij de Mis', maar 'deelnemen aan de Mis'. Om op deze vraag te antwoorden moet men begrijpen wat de Mis is. Het is geen louter gewijde ritus welke men als toeschouwers, om zo te zeggen 'neutraal', kan bijwonen. De Mis is het offer van Christus en het feestmaal dat Hij zelf aanricht en waaraan Hij ons allen als tafelgenoten uitnodigt. De spijs welke Hij aan de eucharistische tafel aanbiedt is zijn vlees en bloed, dat Hij aan de tafelgenoten uitdeelt onder de gedaante van brood en wijn 'ter gedachtenis' aan het op het kruis geofferde lichaam en bloed. 'Neemt en eet. .. ', 'Neemt en drinkt. .. ': aan de eucharistische maaltijd zijn allen uitgenodigd deel te nemen, omdat daarin op mystieke wijze wordt vernieuwd wat voor allen van belang is, het mysterie van de dood en verrijzenis van de Heer, waardoor wij allen zijn verlost.
Wan neer in elke groep gelovigen, die in naam van Christus is vergaderd, zijn bijzondere aanwezigheid reeds wordt verwezenlijkt - heeft Hij niet zelf beloofd: 'Waar er twee of drie verenigd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden' (Mt. 18, 20)? - des temeer is zijn aanwezigheid levend en werkelijk in de gemeenschap welke zich rondom zijn altaar verdringt! Hier is Hij in de werkelijkheid van zijn vlees en zijn bloed, degene die in het middelpunt van de gemeenschap staat en die, door iedereen te roepen zich met dit goddelijk voedsel te voeden, van allen één geheel maakt in Hem: omdat het brood één is - merkt de heilige Paulus met overtuigende logica op - vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood' (1 Kor. 10, 17).
De Kerk voedt ons dus op tot deelneming door ons in gemeenschap te doen treden met het mysterie van Christus, en vooral met het paasmysterie, dat wil zeggen met zijn lijden, dood en verrijzenis. Dit is het mysterie van de verlossing; dat wil zeggen van het verbond dat God met de mens, met heel de mensheid heeft gesloten, door het te bekrachtigen 'in het bloed', dat wil zeggen in het offer van zijn Zoon Jezus Christus onze Heer. Ook wij zijn tot dit verbond geroepen; en deze deelneming neemt een blijvend, doorlopend karakter aan. De mens neemt
er vooral aan deel door het doopsel, het sacrament waardoor God, ter bekrachtiging van zijn wil tot vriendschap welke niet voor verandering vatbaar is, in de ziel van de nieuwe Christen zijn onuitwisbaar zegel drukt. God is trouw; zijn verbond heeft geen voorlopig, maar vast karakter. De verschillende sacramenten die op het doopsel volgen zijn in het plan van God slechts bevestigingen en verdiepingen van het aanvankelijk en nooit verloochende verbond dat Hij met ieder van ons heeft gesloten.
Maar de mens weet helaas niet met een gelijke trouw aan het initiatief van God te beantwoorden. Door de zonde komt hij in opstand tegen het verbond en komt hij er toe het te verbreken. Maar de lief de van God wordt ook niet weerhouden door deze ondankbaarheid: in het sacrament van boete en verzoening gaat Hij de berouwvolle zondaar tegemoet om hem opnieuw in huis op te nemen, en opnieuw met hem de banden van het verbond aan te halen waaraan Hij nooit te kort is gekomen. Zoals de vader deed van de Evangelieparabel, die jullie wel kennen.
Elk aspect van het christelijk leven is ontologisch een uitdrukking van de deelneming aan het nieuwe verbond dat God met de mensheid heeft gesloten in Christus. Aan dit ontologisch gegeven beantwoordt een bestaansinzet: de Christen is gehouden in het leven dynamisch te getuigen van de nieuwe werkelijkheid waarvan de liefde van God hem deelgenoot heeft gemaakt. Hij is met andere woorden geroepen om in de gemeenschap van de Kerk deel te nemen aan de heilszending van Christus.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft met bijzondere levendigheid dit aspect van het christelijk leven belicht. 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) heeft bijvoorbeeld gezegd:
'Het apostolaat van de leken is een deelneming aan de heilszending zelf van de Kerk. Tot dit apostolaat zijn allen door de Heer zelf door Doopsel en Vormsel opgeroepen. De Sacramenten, vooral dan de heilige Eucharistie, delen mee en voeden die liefde voor God en de mensen, die de ziel is van elk apostolaat. De leken echter worden er heel bijzonder toegeroepen om de Kerk werkdadig aanwezig te doen zijn in die plaatsen en omstandigheden waar zij door hen alleen het zout van de aarde kan worden. Zo staat iedere leek, krachtens de eigen gaven die hij ontvangen heeft, als getuige en tevens als levend werktuig van de zending van de Kerk zelf, 'naar de maat van Christus' gave' (Ef. 4, 7)'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 33
Het concilie duidt verder ook op de zending van de leken die zijn geroepen 'om op verschillende wijzen meer onmiddellijk met de hiërarchie mee te werken, in navolging van de mannen en vrouwen die de apostel Paulus bij zijn evangelische arbeid behulpzaam waren en zeer hard - voor de Heer hebben gewerkt'. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 33
Wij zijn dus allen geroepen om getuigen van Christus te zijn zoals de apostelen. Het is een roeping welke haar wortels heeft in het doopsel, maar haar formele verklaring vindt in het sacrament van de christelijke volwassenheid, het vormsel, dat de christen op bijzondere wijze deel doet krijgen aan de heilszending en profetische zending van de Verlosser, en hem bevestigt - confirmatie! - in de dagelijkse verplichtingen van deze roeping.
Zeergeliefde jongeren, ik denk op dit moment aan de verschillende groepen, gemeenschappen, bewegingen, waarvan velen van jullie deel uitmaken. Vergeet het niet! De authenticiteit van deze verenigingen heeft een heel nauwkeurig omschreven criterium waaraan ze worden gemeten: de groep, de gemeenschap, de beweging waartoe jullie behoren, is authentiek in de mate dat ze jullie helpen deel te nemen aan de heilszending van de Kerk om zo jullie christelijke roeping te verwezenlijken op de verschillende terreinen waar de voorzienigheid jullie heeft geplaatst om te werken.
Welk een rijkdom van betekenis heeft voor de Christen dit woord: deelneming! En toch heeft hetgeen ik tot nu toe heb gezegd deze deelneming nog niet in die volheid getoond, waartoe het Evangelie ons roept. De centrale kern van de boodschap van Christus, een uitzicht van witgloeiend licht waaraan het menselijk verstand op zich zelfs niet zou durven denken, is jullie wel bekend: in Jezus Christus zijn wij geroepen te delen in het leven van God zelf, de allerheiligste Drie-eenheid. Dit is de gave van de genade. En de genade is een werkelijk 'deelhebben aan de goddelijke natuur'. Dit zijn woorden uit de tweede brief van Petrus (2 Pt. 1, 4). En de apostel Johannes waarschuwt ons: 'Nu reeds zijn wij kinderen van God, en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard. Maar wij weten, dat wanneer Hij zich openbaart, wij aan Hem gelijk zullen zijn, omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is' (1 Joh. 3, 2).
Daarin bestaat het wezen zelf van het heilsplan van God. Ons doel is daarom een 'gelijk worden' aan God, waarbij het. vermogen tot deelnemen dat eigen is aan onze natuur, wordt overstegen en veredeld teneinde zich open te stellen voor de hartslag van het leven zelf dat eigen is aan God.
De Kerk welke ons op dit hoogste doel richt, is het sacrament van deze deelneming. Alle aspecten van haar leven - het gebed, de Sacramenten, de liturgie - hebben geen ander doel dan dit: de Christenen te helpen in hun eigen leven de werkelijkheid van deze deelneming aan de liefde van God en van de eisen die daaruit voortvloeien, te verwezenlijken.
Onder deze eisen is de liefde de eerste en meest fundamentele. Het goddelijk leven is namelijk liefdesgemeenschap. Wanneer deze het hoogtepunt en de volheid van de 'deelneming' is, waartoe wij zijn geroepen, is het logisch dat het voornaamste gebod dat van de liefde tot God en tot de naaste is.
Wij moeten 'deelhebben' aan de goedheid en in deze deelneming rijpen naar de maat van de eeuwigheid door deel te nemen aan de mensheid van onze broeders: dichtbij en veraf. Dit is dus de 'ethische kern' van onze christelijke en menselijke roeping. Het gebod van de liefde ligt organisch verankerd in de roeping tot deelneming.
Zo moeten jullie, jongeren, je daarom in· de school van jullie gezin, van jullie gemeenschappen., van jullie landen en in de school van de Kerk vormen tot al de rijkdom van de 'deelneming' in de intermenselijke (sociale) dimensie en tegelijkertijd godsdienstige en bovennatuurlijke dimensie.
Jullie bent geroepen om deel te nemen aan de ware en authentieke ontwikkeling, welke door het juiste evenwicht tussen 'zijn' en 'hebben', steeds meer een vooruitgang in de gerechtigheid moet worden in de verschillende milieus en onder verschillende aspecten: het moet een vooruitgang worden in de beschaving van de liefde.
Jullie, jongeren, bent ook geroepen deel té nemen aan de grote en onontbeerlijke inspanning van heel de mensheid, welke ten doel heeft het spook van de oorlog uit te bannen en vrede te stichten. Jullie moeten 'vredestichters' zijn naar de veelvoudige inhoud van dit woord, dat veel rijkere betekenissen omvat dan die van de loutere afwezigheid van oorlog. Jullie moeten 'vredestichters' zijn en je dus verplicht voelen een echt broederlijke samenleving op te bouwen.
Bij dit onderwerp heb ik stilgestaan in H. Paus Johannes Paulus II - Boodschap
Vrede en jeugd samen op weg
Wereldvredesdag 1985 (8 december 1984). Het zal niet onnuttig zijn deze opnieuw ter hand te nemen om de inhoud ervan opnieuw te overdenken. Terwijl ik daarin benadrukte dat 'de vrede en de jongeren samen optrekken', heb ik onder andere opgemerkt: 'de toekomst van de vrede en daarom de toekomst van de mensheid zijn op bijzondere wijze toevertrouwd aan de fundamentele morele keuzen, welke een nieuwe generatie mannen en vrouwen geroepen is te maken'. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereldvredesdag 1985, Vrede en jeugd samen op weg (8 dec 1984), 2
Jullie zijn de nieuwe generatie. Aan het begin van de H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Dilecti amici - Bereid tot verantwoording
Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd
(31 maart 1985), heb ik, geleid door de eerste brief van Petrus, de volgende wens uitgesproken: 'Altijd bereid tot verantwoording aan alwie jullie rekenschap vraagt van de hoop die in jullie leeft' H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Aan de jongeren in de wereld ter gelegenheid van het Internationale Jaar van de Jeugd, Dilecti amici - Bereid tot verantwoording (31 mrt 1985), 1
Ik herhaal nu deze wens om daarmee mijn interventie te besluiten. En tegelijk nodig ik jullie uit om 'deel te nemen', aan de liturgie van morgen. Allemaal samen op de weg van Christus! Allemaal samen op de wegen van de liefde! Laat niemand zich terugtrekken. Ik ben bij jullie. Altijd! En van ganser harte zegen ik jullie.
Arrivederci! (Tot ziens!).
Good by!
Hasta la vista! Adios!
Au revoir!
Auf Wiederschen!
Até logo!