Paus Franciscus - 16 maart 2016
Dierbare broeders en zusters, goedendag.
In het boek van de profeet Jeremia worden de hoofdstukken 30 en 31 “het boek van de vertroosting” genoemd, omdat daarin de barmhartigheid van God optreedt met heel haar kracht om te sterken en het hart van de bedroefden te openen voor de hoop. Vandaag willen ook wij luisteren naar deze boodschap van troost.
Jeremia richt zich tot de Israëlieten die naar den vreemde zijn gedeporteerd en kondigt hun terugkeer naar hun thuisland aan. Die terugkeer is teken van de oneindige liefde van God Vader die zijn kinderen niet verlaat, maar er zorg voor draagt en ze redt. De ballingschap was voor Israël een verwoestende ervaring geweest. Het geloof had gewankeld omdat op vreemde grond, zonder tempel, zonder eredienst, na de verwoesting van het land te hebben gezien, was het moeilijk te blijven geloven in de goedheid van de Heer. Ik denk hierbij aan Albanië hier dichtbij en hoe het na veel vervolging en verwoesting in staat is geweest met waardigheid en geloof op te staan. Zo hadden de Israëlieten geleden onder de ballingschap.
Ook wij kunnen soms een soort ballingschap beleven, wanneer eenzaamheid, lijden, dood ons doen denken van God verlaten te zijn. Hoe vaak hebben we deze uitdrukking niet gehoord uit de mond van mensen die lijden en zich verlaten voelen: “God heeft mij vergeten”. En hoeveel van onze broeders beleven op dit ogenblik een echte en dramatische situatie van ballingschap, ver van hun land, met in hun blik nog de ruïnes van hun huizen, in hun hart de angst en dikwijls – spijtig genoeg – het leed om het verlies van dierbare mensen! In dergelijke situaties kan men de vraag stellen: waar is God? Hoe is het mogelijk dat zoveel lijden onschuldige mannen, vrouwen en kinderen kan treffen? En wanneer ze trachten elders thuis te komen worden voor hen de deuren gesloten. En zo staan ze aan de grens omdat veel deuren en veel harten gesloten worden. De migranten van vandaag die kou lijden, zonder voedsel en niet binnen mogen, geen welkom ervaren. Ik houd ervan dat landen, regeringen hun hart en hun deuren openen.
De profeet Jeremia geeft ons een eerste antwoord. Het volk in ballingschap zal kunnen terugkeren om zijn land te zien en de barmhartigheid van de Heer te ervaren. Dat is de grote aankondiging van de troost: God is niet afwezig ook niet vandaag in die dramatische omstandigheden, God is dichtbij en verricht grote werken van redding voor wie in Hem geloven. Men mag niet toegeven aan de wanhoop, maar zeker blijven dat het goede het kwaad overwint en dat de Heer elke traan zal afwissen en ons van elke vrees zal bevrijden. Daarom leent Jeremia zijn stem aan de woorden van liefde van God voor zijn volk:
“Mijn liefde voor u duurt eeuwig,
Ik blijf u altijd gunstig gezind. Israël,
Ik richt u weer op
Uw jonge vrouwen slaan weer op de tamboerijn
en gaan vrolijk dansen” (Jer. 31, 3-4).
De Heer is trouw, laat niet in verslagenheid achter. God bemint met een grenzeloze liefde, die zelfs door de zonde niet wordt afgeremd, en dank zij Hem vult het hart van de mens zich met vreugde en troost.
De troostende droom van de profeet over de terugkeer naar huis duurt verder in de woorden die hij tot hen richt die naar Jeruzalem zullen terugkeren:
"Zingend trekken zij naar de hoogten van Sion,
stralend van vreugde om de goede gaven van de HEER,
om het koren, de most en de olie,
de schapen en de runderen.
Ze voelen zich als een besproeide tuin
die het nooit aan water ontbreekt” (Jer. 31, 12)
Vol vreugde en erkentelijkheid zullen de ballingen naar Sion terugkeren, de berg bestijgen naar de heilige woning van God en zo zullen ze opnieuw hymnen kunnen aanheffen en bidden tot de Heer die hen bevrijd heeft. Dit terugkeren naar Jeruzalem en zijn weldaden wordt beschreven met een woord dat letterlijk betekent “toevloeien, stromen”. Het volk wordt gezien in een schijnbaar tegenstrijdige beweging, als een stroom die opstroomt naar de hoogte van Sion, opstijgend naar de top van de berg. Een gewaagd beeld om te zeggen hoe groot de barmhartigheid van de Heer is!
Het land dat het volk had moeten verlaten, was ten prooi gevallen aan vijanden en verslagen. Vanaf nu herneemt het leven en bloeit het. De ballingen zelf zullen als een bevloeide tuin zijn, als vruchtbare aarde. Israël, door zijn Heer teruggebracht naar zijn land, beleeft de overwinning van het leven op de dood en van de zegening op de vervloeking.
Zo wordt het volk door God gesterkt en getroost. Dit woord is belangrijk: getroost! De teruggekeerden ontvangen leven uit een bron die hen gratis bevloeit.
Op dit punt, kondigt de profeet de volheid aan van de vreugde en altijd in naam van God verkondigt hij:
“Hun droefheid verander Ik in blijdschap, Ik troost hen
en geef hun vreugde na verdriet” (Jer. 31, 13).
De psalm zegt dat wanneer zij naar het land zullen terugkeren hun mond zich zal vullen met een glimlach, zo groot is de vreugde! Dat is het geschenk dat God ook aan ieder van ons wil geven, door zijn vergiffenis die bekeert en verzoent.
De profeet Jeremia heeft het ons aangekondigd, door de terugkeer van de ballingen voor te stellen als groot symbool van troost geschonken aan het hart dat zich bekeert. De Heer Jezus, van zijn kant, heeft deze boodschap van de profeet in vervulling doen gaan. De ware en radicale terugkeer uit de ballingschap en het bemoedigende licht na het duister van de geloofscrisis, voltrekt zich met Pasen, in de volle en definitieve ervaring van de liefde van God, barmhartige liefde die vreugde, vrede en eeuwig leven schenkt.