Paus Franciscus - 3 februari 2016
Dierbare broeders en zusters, goedendag!
De heilige Schrift beschrijft God als oneindige barmhartigheid, maar ook als volmaakte rechtvaardigheid. Hoe die twee zaken verzoenen? Hoe gaat de realiteit van de barmhartigheid samen met de eisen van de rechtvaardigheid? Zijn het geen twee werkelijkheden die elkaar tegenspreken? In feite is dat niet het geval, want het is precies de barmhartigheid van God die de echte rechtvaardigheid tot vervulling brengt. Maar over welke rechtvaardigheid gaat het?
Als we aan de wettelijke bedeling van de rechtvaardigheid denken, zien we dat iemand die zich slachtoffer weet van een gewelddaad zich tot de rechter van de rechtbank wendt en vraagt dat recht zou geschieden. Het gaat om een vergeldende rechtvaardigheid, die aan de dader een straf oplegt volgens het beginsel dat aan ieder moet gegeven worden wat hij verdient. Het boek Spreuken zegt daarover: Wie rechtvaardig is, vindt het leven, wie het kwade najaagt, de dood (Spr. 11, 19). Ook Jezus spreekt hierover in de parabel van de weduwe die herhaaldelijk de rechter opzoekt en hem vraagt: Verschaf mij recht ten opzichte van mijn tegenstander (Lc. 18, 3).
Die weg leidt echter nog niet tot de ware rechtvaardigheid, omdat hij het kwaad niet overwint, maar alleen beteugelt. Alleen door met het goede te antwoorden, kan het kwaad echt overwonnen worden.
Vandaar dus een andere wijze om rechtvaardigheid te beoefenen, die de Bijbel ons voorstelt als te bewandelen hoofdweg. Het gaat om een procedure die voorkómt dat men naar de rechtbank stapt en voorziet dat het slachtoffer zich rechtstreeks tot de dader wendt om hem uit te nodigen tot bekering en hem, met een beroep op zijn geweten, helpt beseffen dat hij onrecht doet. Op die manier kan hij uiteindelijk, na een terugblik op en erkenning van zijn fout, zich openstellen voor de vergeving die de benadeelde partij hem aanbiedt. Dat is de wijze om in gezinnen, tussen echtgenoten of tussen ouders en kinderen de tegenstellingen op te lossen, waar het slachtoffer van de dader houdt en de relatie wil redden die hem aan de ander bindt.
Dit is ongetwijfeld een moeilijke weg. Het vraagt dat wie onrecht ondergaat, bereid is te vergeven en de redding en het goede wenst voor wie hem benadeeld heeft. Alleen zo kan de rechtvaardigheid overwinnen, want als de dader het berokkende kwaad erkent en ophoudt het te doen, pas dan houdt het kwaad op en wie onrechtvaardig was, wordt rechtvaardig omdat hij vergeving heeft gekregen en geholpen werd om de weg van het goede terug te vinden. Hier gaat het echt om vergeving, om barmhartigheid.
Het is zo dat God met ons zondaars handelt. Voortdurend biedt de Heer ons zijn vergeving aan en helpt ons haar te aanvaarden en bewust te worden van ons kwaad om ons er van te kunnen bevrijden. God wil niet onze veroordeling, maar onze redding. God wil niemands veroordeling! Iemand van jullie zou mij kunnen vragen: Maar, Padre, Pilatus verdiende toch wel zijn veroordeling? God wilde ze toch? – Neen! God wilde Pilatus redden en ook Judas, allen! Alle woorden van de profeten zijn een hartstochtelijke oproep, vol liefde die uit is op onze bekering. Luister wat de Heer door de profeet Ezechiël zegt: "Zou Ik soms behagen scheppen in de dood van de zondaar (...) en niet veel liever zien dat hij zijn leven betert en in leven blijft?" (Ez. 18, 23) Vgl. Ez. 33, 11 , dat is wat God graag heeft!
Dat is het hart van God, het hart van een Vader die liefheeft en wil dat zijn kinderen in het goede en in rechtvaardigheid leven, en zo ten volle leven en gelukkig zijn. Een vaderhart dat verder gaat dan ons kleine begrip van de rechtvaardigheid, om ons te openen voor de grenzeloze horizonten van zijn barmhartigheid. Een vaderhart dat ons niet behandelt volgens onze zonden, en ons niet vergeldt volgens onze schulden, zoals de Psalm zegt [Ps. 103, 9-10]. Het is juist een vaderhart dat wij willen ontmoeten als we naar de biechtstoel gaan. Misschien zal men ons iets zeggen om ons kwaad beter te beseffen, maar in de biechtstoel willen we allen een vader ontmoeten die ons helpt ons leven te veranderen. Een vader die ons de kracht geeft verder te gaan. Een vader die ons in Gods naam vergeving schenkt. Vandaar dat biechtvader zijn een grote verantwoordelijkheid is, want die zoon of die dochter die bij jou komt wil slechts een vader vinden. En jij, priester, die daar in de biechtstoel zit, jij vervangt daar de Vader die met barmhartigheid rechtvaardigheid beoefent.