Paus Franciscus - 27 januari 2016
Dierbare broeders en zusters, goeie dag!
In de Heilige Schrift is Gods barmhartigheid aanwezig in heel de geschiedenis van het volk van Israël.
De Heer vergezelt de aartsvaders met Zijn barmhartigheid op hun weg, Hij geeft hun kinderen ondanks hun onvruchtbaarheid, Hij voert hen op paden van genade en verzoening, zoals de geschiedenis van Jozef en zijn broeders aantoont. Vgl. Gen. 37-50 En ik denk aan al die broeders die zich van elkaar verwijderd hebben, in hun familie, en niet meer met elkaar spreken. Maar dit Jaar van de Barmhartigheid is een goede gelegenheid om elkaar terug te vinden, elkaar te omhelzen en te vergeven, en de moeilijke dingen te vergeten. Maar zoals wij weten wordt het leven voor het volk hard in Egypte. En het is precies wanneer de Israëlieten op het punt staan te bezwijken dat de Heer optreedt en heil bewerkt.
In het boek Exodus leest men: “In de loop van deze vele jaren was de koning van Egypte gestorven. Maar de Israëlieten zuchtten nog steeds onder hun dwangarbeid en zij klaagden luid. Vanuit hun slavenbestaan drong hun gejammer door tot God, en God luisterde naar hun klagen; Hij was zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob indachtig. God zag goedgunstig neer op de Israëlieten en Hij was met hen begaan” (Ex.2, 23-25). Barmhartigheid kan niet onverschillig blijven tegenover het leed van verdrukten, het gejammer van wie geweld lijden, tot slaven herleid worden, ter dood veroordeeld zijn. Het is een pijnlijke werkelijkheid die alle tijden treft, ook de onze, en maakt dat wij ons dikwijls machteloos voelen, bekoord ons hart te verstenen en aan andere dingen te denken. God, “is niet onverschillig”. Paus Franciscus, Boodschap, 49e Wereld vrede zondag, Overwin de onverschilligheid en win de vrede (8 dec 2015), 1 Hij keert Zijn blik nooit af van het menselijk leed. De God van barmhartigheid antwoordt en zorgt voor de armen, voor hen die roepen in hun wanhoop. God luistert en treedt op om te redden, door mensen te wekken die het gejammer horen en voor de verdrukten opkomen.
Zo begint de geschiedenis van Mozes als middelaar voor de bevrijding van het volk. Hij trotseert de farao om hem ervan te overtuigen Israël te laten vertrekken; daarna zal hij het volk door de Rode Zee en de woestijn leiden, naar de vrijheid. Mozes, door Gods barmhartigheid, kort na zijn geboorte gered van de dood in het water van de Nijl, wordt bemiddelaar van dezelfde barmhartigheid voor het volk dat gered wordt van het water van de Rode Zee, en het te laten geboren worden voor de vrijheid. Ook wij kunnen in dit Jaar van de Barmhartigheid middelaars van barmhartigheid zijn door werken van barmhartigheid, door toenadering, verlichting te bieden en eenheid te vormen. Men kan zoveel goed doen.
Gods barmhartigheid wil altijd redden. Het tegengestelde van degenen die doden, bijvoorbeeld van hen die oorlog voeren. De Heer leidt Israël in de woestijn door Zijn dienaar Mozes, alsof het Zijn kind was, Hij voedt het op in het geloof en stelt een verbond in met het volk zoals een vader met zijn kind en een man met zijn bruid.
Zo ver gaat Gods barmhartigheid. God biedt een bijzondere, exclusieve, bevoorrechte liefdesrelatie aan. Wanneer Hij aan Mozes instructies geeft over het verbond, zegt Hij: “Als gij aan mijn woord gehoorzaamt en mijn verbond onderhoudt, dan zult ge – hoewel de hele aarde Mij toebehoort – van alle volken op bijzondere wijze mijn eigendom zijn. Gij zult mijn priesterlijk koninkrijk en mijn heilig volk zijn” (Ex 19, 5-6).
Zeker, God bezit reeds heel de aarde omdat Hij haar geschapen heeft; maar het volk wordt voor hem een ander, bijzonder bezit: Zijn persoonlijke “voorraad aan goud en zilver” zoals die van koning David voor de bouw van de Tempel.
Wel, dat worden wij voor God als wij Zijn verbond aannemen en ons door Hem laten verlossen. De barmhartigheid van de Heer maakt de mens kostbaar, als persoonlijke rijkdom die Hem toebehoort, die Hij behoedt en waarin Hij Zijn genoegen vindt.
Dat zijn de wonderdaden van de Goddelijke barmhartigheid die haar volle vervulling bereikt in de Heer Jezus, in dit “nieuw en eeuwig verbond” voltrokken in Zijn bloed, dat onze zonde door Zijn vergeving vernietigt en ons definitief tot kinderen van God maakt (cf 1 Joh. 3,1), een kostbaar juweel in de handen van de goede en barmhartige Vader. En als wij kinderen van God zijn en deze erfenis - van goedheid en barmhartigheid - voor ons mogelijk is, vragen wij dan de Heer dat wij in dit Jaar van de Barmhartigheid ook werken van barmhartigheid zouden doen; openen wij ons hart voor iedereen door werken van barmhartigheid, deze barmhartige erfenis die God de Vader ons heeft nagelaten.