21 november 1964
Bovendien volgden de Kerken van het Oosten reeds vanaf de oudste tijd hun eigen discipline, bekrachtigd door de heilige Vaders en door de concilies, ook de oecumenische concilies. Omdat nu een bepaalde verscheidenheid van gebruiken en gewoonten, zoals wij die boven vermeldden, geenszins een belemmering is voor de eenheid van de Kerk, maar veeleer haar luister verhoogt en aanzienlijk bijdraagt tot het vervullen van haar zending, verklaart het heilig Concilie, om alle twijfel weg te nemen, dat de Kerken van het Oosten, met inachtneming van de noodzakelijke eenheid van de gehele Kerk, het recht bezitten, haar bestuur te regelen volgens haar eigen discipline, die immers beter beantwoordt aan het karakter van haar gelovigen en meer geschikt is voor de verzorging van hun geestelijk heil. Het volmaakt naleven van dit traditioneel beginsel, waaraan men zich wel niet altijd heeft gehouden, is een van de volstrekt noodzakelijke voorwaarden voor het herstel van de eenheid.