H. Paus Paulus VI - 18 september 1968
Tijdens de H. Paus Paulus VI - Audiëntie
Naar een Kerk die altijd zichzelf gelijk en tevens jong en nieuw blijft
(11 september 1968) zeiden we tegen onze bezoekers: bouwt de Kerk op!
Met u vatten we nu de draad van het gesprek weer op om te zeggen: bemint de Kerk! En wij verwijzen weer eens naar de geest van het Concilie. Die geest zouden we graag zuiver en brandend willen zien worden in deze jaren, waarin wij de vele, grote lessen die datzelfde Concilie ons heeft nagelaten, moeten overwegen en in toepassing brengen. Sommigen menen, dat het Concilie reeds is achterhaald. Zij willen er alleen de hervormingsdrang uit overhouden, zonder verband met wat die plechtige zittingen van de Kerk hebben vastgesteld; het liefst zouden ze verder willen gaan en ze hebben daarbij geen hervormingen, let wel, maar omwentelingen op het oog, die ze naar hun mening op eigen gezag kunnen wettigen en die huns inziens des te genialer zijn, naarmate ze minder trouw en consequent aansluiten bij de overlevering - dat is: bij het leven - van de Kerk; des te hoger bezield, naarmate ze minder conformiteit vertonen, met gezag en orde van diezelfde Kerk, en bovendien des te aanvaardbaarder, naarmate ze zich minder onderscheiden van de mentaliteit en de zeden van de wereld.
Een geest van vernietigende kritiek is de grote mode geworden in bepaalde sectoren van het katholieke leven. Zo zijn er bijvoorbeeld periodieken en dagbladen die schijnbaar geen andere taak hebben dan het weergeven van onaangename berichten over personen en feiten uit kerkelijk milieu. Niet zelden brengen ze dat nieuws in eenzijdige presentatie, en misschien zelfs enigszins vervalst en gedramatiseerd om het interessant en pikant te maken. Zo wennen ze hun lezers niet aan een objectieve beoordeling zonder vooringenomenheid, maar aan negatieve argwaan, aan stelselmatig wantrouwen, aan vooropgezette geringschatting jegens personen, instellingen, activiteiten in de Kerk, en dus brengen ze hun lezers en aanhangers ertoe zich te onttrekken aan de eerbied en de solidariteit die ieder goed katholiek, zelfs ieder eerlijk lezer, zou moeten koesteren jegens de gemeenschap en het gezag in de Kerk. Niet de naarstige zorg voor nauwkeurige en volledige informatie, niet de wens om een broederlijke terechtwijzing te geven daar waar deze verdiend is, maar de belustheid op sensatie, de voldoening van het aanklagen en twist zoeken leiden de pen van bepaalde publicisten en zaaien onrust en weerspannigheid in het hart van menig goed katholiek, sommige priesters niet uitgesloten, met inbegrip van niet weinig vurige jongeren. Zo sluipt er een eigenaardige mentaliteit binnen, die door een befaamd en vooraanstaand protestants hoogleraar in een privé-gesprek als angst werd gekwalificeerd: de merkwaardige angst van bepaalde katholieken om achterop te raken bij de ontwikkeling van de ideeën Door deze angst gedreven, sluiten ze graag aan bij de geest van de wereld, maken ze zich gretig de nieuwste ideeën eigen, ook al zijn ze lijnrecht in strijd met de gebruikelijke katholieke traditie, hetgeen mijns inziens, aldus de hoogleraar, niet in overeenstemming is met de geest van het Evangelie.
Wat moeten we dan nog zeggen over enkele voorvallen uit het jongste verleden? Over het bezetten van kathedralen? Het goedkeuren van ontoelaatbare films? Collectieve en afgesproken protesten tegen onze H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968)? Het propageren van politiek geweld voor het bereiken van sociale doeleinden? Conformisme met en anarchistische betogingen voor een wereldwijd verzet? Gevallen van intercommunie in strijd met de juiste oecumenische gedragslijn? Waar blijft de consequente en waardige houding die echte Christenen kenmerkt? Waar blijft het verantwoordelijkheidsbesef voor eigen en voor andermans katholieke geloofsbelijdenis? Waar blijft de liefde voor de Kerk?
De liefde voor de Kerk! We willen nog steeds niet aannemen, dat die liefde is uitgedoofd bij mensen die zich katholiek noemen en zich beroepen op Christus. Als ze Hem werkelijk liefhebben en werkelijk willen leven vanuit zijn evangelie, zou dat moeten blijken uit hun samenkomen in liefde en dus in de Kerk, die onder de bezielende adem van de Heilige Geest juist ontstaat uit de intercommunie van al wie leeft uit liefde. Dit samenkomen in liefde zou dan een onafgebroken werkelijkheid moeren zijn en welhaast uit innerlijke aandrang aan het licht moeten treden: een vreugdevol licht dat wij maar al te vaak ontberen. Des te vuriger koesteren wij het verlangen naar deze binnenkerkelijke liefde, naarmate wij met groter verdriet moeten constateren, dat velen van deze roerige katholieken zijn begonnen met een hoge roeping tot het apostolaat, dat is, tot dienstbetoon aan de Kerk en tot haar uitbreiding; en dat zij wegens die verzuurde geest van voortdurend afbrekende kritiek waar wij het over hadden, zijn verschraald en soms geheel verstoken geraakt van apostolische liefde, om tenslotte, in bepaalde gevallen, lastig en schadelijk te worden voor Gods Kerk. Hier komen ons Jezus' woorden op de lippen: 'Inimici hominis domestici eius', iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn! Vgl. Mt. 10, 36
Maar nu richten wij het woord tot u, getrouwe zonen, en in uw persoon zien wij met genoegen allen die de Kerk liefhebben met een nederig en oprecht hart en die met hun gevoelens en hun daden beantwoorden aan ons verzoek: bemint de Kerk! Het uur is gekomen om de Kerk lief te hebben met een vastberaden en vernieuwd gemoed.
De hindernis die we moeten overwinnen, is onze geestelijke bijziendheid, die onze blik niet verder doet reiken dan het menselijk, historisch, zichtbaar aspect van de Kerk. Wij zien hierdoor het mysterie niet van Christus' aanwezigheid, dat de Kerk voor zich opeist en tegelijk verbergt voor profane blikken die niet zijn verlicht door het geloof en het diepe besef van haar mystieke werkelijkheid. Deze blik van buitenaf ziet de Kerk als samengesteld uit onvolmaakte mensen, uit tijdelijke en beperkte instellingen, terwijl men haar meteen helemaal vergeestelijkt zou willen zien, helemaal volmaakt, ja helemaal geïdealiseerd, dikwijls volgens een beeld dat men zich naar eigen willekeur van haar heeft gevormd. De concrete, aardse aanblik van de Kerk vormt eén hindernis voor die vlotte, oppervlakkige liefde. De stoffelijke werkelijkheid van de Kerk, zoals deze zich voordoet in het perspectief van de algemene ervaring, schijnt de schoonheid en de heiligheid te logenstraffen die zij bij goddelijk charisma bezit. Maar juist hier moet de liefde blijken. Wanneer het onze plicht is onze naaste lief te hebben, onder wat voor uiterlijk hij zich ook aan ons voordoet, en wanneer die liefde des te groter moet zijn, naarmate hij er ellendiger en droeviger uitziet, dan mogen we niet vergeten, dat ook de Kerk onze naaste is, meer nog, onze naaste bij uitstek, daar zij immers is samengesteld uit 'geloofsgenoten' (Gal. 6, 10), mensen naar wie onze werkdadige liefde bij voorkeur moet uitgaan. Daarom zouden juist de gebreken en de ongelukken van de mannen van de Kerk aanleiding moeten geven tot nog krachtiger en nog prompter liefdebetoon van de kant van wie een levend, gezond en geduldig lid van de Kerk wil zijn. Dat is het wat goede kinderen van de Kerk doen, wat de heiligen doen.
We mogen het nog sterker zeggen: deze moeilijkheid van de Kerk te moeten liefhebben in haar menselijke realiteit is nu kleiner geworden. Tegenwoordig biedt de Kerk een aanblik die eerder bewondering dan verwijten en beklag verdient. Tegenwoordig kan men in heel de Kerk prachtige pogingen waarnemen om authentiek te zijn, zich te vernieuwen, blijk te geven van christelijke vitaliteit, van heiligheid: een heiligheid die misschien onwenniger is, en wellicht minder door het milieu wordt bepaald dan in vroeger tijden, maar persoonlijker en bewuster is en welke tevens sterker op gemeenschap en op werkdadigheid is gericht. Tegenwoordig is de Kerk, na het Concilie, een en al inspanning om zich innerlijk te hervormen; gebed en leer werpen wederzijds licht op elkaar en brengen in het geestelijk leven van de Kerk een besef van waarachtigheid en van volheid; in haar gesprek met God, een innerlijke diepgang die doordringt tot in de .grond van ieders gemoed afzonderlijk, en een harmonische en korale uitdrukking in de liturgische viering van de sacramentele geheimen. Tegenwoordig verkeert iedere bisschop, ieder bisdom, iedere bisschoppenconferentie, iedere religieuze familie in een fase van hervorming en van diep authentiek katholiek leven. Tegenwoordig is ieder gelovige geroepen tot de volmaaktheid, iedere leek tot apostolische arbeid, iedere binnenkerkelijke groep tot verantwoordelijkheid voor de activiteit van de Kerk, ieder geweten en iedere communiteit tot missionaire expansie; en geheel de Kerk tot het besef van haar eigen eenheid en haar eigen katholiciteit, terwijl het moeizame, maar loyale en vurige weder aanknopen van de oecumenische betrekkingen de katholieken weer dwingt zichzelf te hervormen om opnieuw in staat te zijn een-hartelijke dialoog te voeren met de gescheiden broeders. Tegenwoordig staat de Kerk weer geheel naar haar bronnen gekeerd om het gevoel te hebben, dat zij echt is en levend, geheel openstaat voor respectvolle en weldadige betrekkingen met de wereld: in de symbiose met de wereld zoekt zij haar eigen dienende taak te vinden om 'licht' en 'zout' te zijn voor het universele heil. Tegenwoordig is zij, in het bewustzijn van haar eschatologische pelgrimstocht, arm geworden, vrij, vrijmoedig; is ze terug gevoerd tot haar oorspronkelijke zending van getuige voor Christus' verrijzenis en bron van een wereld overstijgende hoop, die zekerheid en levenskracht verschaft aan iedere passende hoop. Tegenwoordig ontdoet zij zich van iedere onoorbare aardse bezoedeling en zo verkondigt en verschaft zij aan heel de aarde een weergaloze zedelijke kracht, authentieke en solidaire broederliefde, bekwaamheid tot het veroveren van alle waarheden en alle schatten in de schepping, de vreugde van een leven in orde en vrijheid, in eenheid en vrede.
De Kerk liefhebben, dát is, zonen en broeders, de opdracht van dit ogenblik. Haar liefhebben betekent: haar hoogachten en zich gelukkig prijzen er lid van te zijn; betekent: baar gehoorzamen en dienen, haar vol vreugde en offervaardigheid bijstaan in haar moeilijke zending; betekent: het deelgenootschap aan haar zichtbare en mystieke samenhang weten te verenigen met een gevoeglijke, gulhartige genegenheid voor iedere andere realiteit in de schepping die ons omringt en bezit van ons neemt: het leven, het gezin, de samenleving; de waarheid, de rechtvaardigheid, de vrijheid, de goedheid. Aldus, geliefde zonen, op deze wijze. Met onze apostolische zegen.