H. Paus Paulus VI - 18 september 1968
De liefde voor de Kerk! We willen nog steeds niet aannemen, dat die liefde is uitgedoofd bij mensen die zich katholiek noemen en zich beroepen op Christus. Als ze Hem werkelijk liefhebben en werkelijk willen leven vanuit zijn evangelie, zou dat moeten blijken uit hun samenkomen in liefde en dus in de Kerk, die onder de bezielende adem van de Heilige Geest juist ontstaat uit de intercommunie van al wie leeft uit liefde. Dit samenkomen in liefde zou dan een onafgebroken werkelijkheid moeren zijn en welhaast uit innerlijke aandrang aan het licht moeten treden: een vreugdevol licht dat wij maar al te vaak ontberen. Des te vuriger koesteren wij het verlangen naar deze binnenkerkelijke liefde, naarmate wij met groter verdriet moeten constateren, dat velen van deze roerige katholieken zijn begonnen met een hoge roeping tot het apostolaat, dat is, tot dienstbetoon aan de Kerk en tot haar uitbreiding; en dat zij wegens die verzuurde geest van voortdurend afbrekende kritiek waar wij het over hadden, zijn verschraald en soms geheel verstoken geraakt van apostolische liefde, om tenslotte, in bepaalde gevallen, lastig en schadelijk te worden voor Gods Kerk. Hier komen ons Jezus' woorden op de lippen: 'Inimici hominis domestici eius', iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn! Vgl. Mt. 10, 36