21 november 1964
LUMEN GENTIUM Over de Kerk |
|||
► | Het Volk Gods | ||
► | De Kerk, het Messiaanse volk en het nieuwe Israël |
In elke tijd en uit elk volk is ieder, die God vreest en het goede doet, Hem welgevallig. Vgl. Hand. 10, 35 God heeft echter de mensen niet ieder afzonderlijk, buiten elke onderlinge verbondenheid om, willen heiligen en redden, maar Hij heeft hen willen maken tot een volk, dat hem in waarheid zou erkennen en Hem in heiligheid zou dienen. Hij koos daarom het volk Israël tot zijn volk; Hij ging daarmee een verbond aan en onderwees het geleidelijk, door zichzelf en zijn raadsbesluit in de geschiedenis van dit volk te openbaren en het voor zich tot een heilig volk te maken. Dit alles echter was een voorbereiding en voorafbeelding van het nieuwe en volmaakte verbond, dat in Christus zou gesloten worden, en van de vollere openbaring, die Hij, het mensgeworden Woord van God, zou brengen. "Zie, de dagen komen zegt de Heer, dat Ik een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Israël en het huis van Juda ... Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen, Ik zal haar schrijven in hun hart. En ik zal hun God, zij zullen mijn volk zijn ... Zij allen immers zullen Mij kennen, kleinen en groten, spreekt de Heer" (Jer. 31, 31-34). Dit nieuwe verbond heeft Christus ingesteld, het nieuwe verbond in zijn bloed Vgl. 1 Kor. 11, 25 . Hij heeft uit Joden en heidenen een volk geroepen, dat een eenheid zou vormen niet naar het vlees, maar in de Geest, en dat het nieuwe volk Gods zou zijn. Want zij, die in Christus geloven en wedergeboren zijn niet uit een vergankelijk zaad, maar uit een onvergankelijk zaad, door het woord van de levende God Vgl. 1 Pt. 1, 23 , niet uit het vlees, maar uit water en Heilige Geest Vgl. Joh. 3, 5-6 , worden dan "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk ..., vroeger geen volk, nu Gods volk" (1 Pt. 2, 9-10).
Dit Messiaanse volk heeft als hoofd Christus, "die is overgeleverd om onze misslagen en opgewekt om onze rechtvaardiging" (Rom. 4, 25), en die nu na het ontvangen van de Naam, die is boven alle naam, glorievol heerst in de hemel. Het heeft als levenssfeer de waardigheid en vrijheid van de kinderen Gods, in wier hart de Heilige Geest woont als in een tempel. Het heeft als doel het koninkrijk Gods, dat door God zelf op aarde is begonnen om zich steeds verder uit te breiden, en om eens op het eind van de tijden ook door Hem te worden voltooid, wanneer Christus, ons leven, zal verschijnen Vgl. Kol. 3, 4 , en "ook de schepping zal verlost worden van de slavernij der vergankelijkheid en zal delen in de glorievolle vrijheid van de kinderen Gods" (Rom. 8, 21). Zo is dan dit Messiaanse volk voor heel de mensheid een zeer krachtige kiem van eenheid, hoop en heil, ook al omvat het feitelijk niet alle mensen en al maakt het vaak de indruk van een kleine kudde. Het is door Christus gevormd tot een gemeenschap van leven, liefde en waarheid, het wordt door Hem ook als werktuig gebruikt van verlossing voor allen en als het licht der wereld en het zout der aarde Vgl. Mt. 5, 13-16 uitgezonden tot heel de wereld.
Gelijk nu het aardse Israël, dat op tocht was door de woestijn, reeds de Kerk van God wordt genoemd (Neh. 13, 1) Vgl. Num. 20, 4. vv Vgl. Deut. 23, 1. vv , zo wordt het nieuwe Israël, dat optrekt door deze wereld, op zoek naar de toekomstige en blijvende stad Vgl. Hebr. 13, 14 , ook de Kerk van Christus genoemd Vgl. Mt. 16, 18 , omdat Hij haar verworven heeft door zijn bloed Vgl. Hand. 20, 28 , haar met zijn Geest heeft vervuld en haar heeft toegerust met de nodige middelen tot zichtbare en maatschappelijke eenheid. God heeft de gemeenschap van hen, die gelovig opzien naar Jezus, de bewerker van het heil en het beginsel van eenheid en vrede, samengeroepen om de Kerk te vormen, die voor allen en ieder afzonderlijk het zichtbare mysterie moet zijn van deze heilbrengende eenheid. Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 69,6: P.L. 3, 1142B; Hartel 3B, p. 754: "het ondeelbare mysterie van eenheid" Zij moet zich verbreiden over alle landen en treedt binnen in de geschiedenis van de mensheid, terwijl zij toch tegelijkertijd boven tijden en grenzen uitgaat. Te midden van beproevingen en lijden vindt de Kerk sterkte in de kracht van Gods genade, die haar door de Heer is beloofd, om bij alle zwakheid van het vlees niet te kort te schieten in volmaakte getrouwheid, maar om de waardige bruid van haar Heer te kunnen blijven en zich onder de werking van de Heilige Geest steeds weer te kunnen vernieuwen, om eindelijk door het kruis te komen tot het licht, dat geen ondergang kent.