21 november 1964
De enige Middelaar Christus heeft zijn heilige Kerk, de gemeenschap van geloof, hoop en liefde hier op aarde, als een zichtbaar geheel gevestigd, dat Hij voortdurend in stand houdt Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de voornaamste plichten van de christelijke burgers, Sapientiae Christianae (10 jan 1890), 28 Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de eenheid van de Kerk, Satis Cognitum (29 juni 1886), 12.68-71 Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 14 en waardoor Hij aan allen de waarheid en de genade meedeelt. Men mag echter de gemeenschap met haar hiërarchische structuur en het mystieke lichaam van Christus, het zichtbare geheel en de geestelijke gemeenschap, de aardse Kerk en de met hemelse gaven verrijkte Kerk, niet beschouwen als twee verschillende dingen; integendeel, ze vormen één alomvattende werkelijkheid, bestaande uit een menselijk en goddelijk element. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 59-64 Paus Pius XII, Encycliek, Over sommige valse meningen die de grondslagen van de Katholieke leer dreigen te ondermijnen, Humani Generis (12 aug 1950), 27 Daarom kan men de Kerk, op grond van een sterke analogie, vergelijken met het mysterie van het mensgeworden Woord. Want gelijk de aangenomen menselijke natuur ten dienste staat van het goddelijk Woord als een levend heilsorgaan, dat onafscheidelijk met Hem is verbonden, zo kan men eveneens zeggen, dat het sociale geheel van de Kerk ten dienste staat van de Geest van Christus, die er het leven aan geeft tot groei van het lichaam. Vgl. Ef. 4, 16 Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de eenheid van de Kerk, Satis Cognitum (29 juni 1886), 25
Dit is de enige Kerk van Christus, waarvan wij in het Symbolum belijden, dat zij één, heilig, katholiek en apostolisch is. Vgl. Geloofsbelijdenis, Symbolum Apostolicum, 1-4 Vgl. Paus Pius IV, Bul, De geloofsbelijdenis van Trente, Iniunctum nobis (13 nov 1564), 1.7 1e Concilie van Constantinopel, Credo van Nicea - Constantinopel (31 juli 381) Over deze Kerk heeft onze Verlosser, na zijn verrijzenis, Petrus als herder aangesteld Vgl. Joh. 21, 17 ; Hij heeft aan hem en de andere apostelen de opdracht gegeven, haar te verbreiden en te besturen Vgl. Mt. 28, 18. vv. ; en Hij heeft haar voor altijd gevestigd als "pijler en grondslag van de waarheid" (1 Tim. 3,15). Deze Kerk, in deze wereld gesticht en gestructureerd als een maatschappij, wordt gevonden in N.v.d.r.: "subsistit in" de katholieke Kerk, bestuurd door de opvolger van Petrus en door de bisschoppen, die met hem in vereniging leven Paus Pius IV, Bul, De geloofsbelijdenis van Trente, Iniunctum nobis (13 nov 1564). Hierin wordt zij genoemd "de heilige (katholieke apostolische) Roomse Kerk" 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 2, ofschoon men buiten haar meerdere elementen van heiliging en waarheid vindt, die, als eigen gaven van Christus' Kerk, een uitnodiging zijn tot de katholieke eenheid.
Zoals echter Christus het verlossingswerk heeft volbracht in armoede en vervolging, zo is de Kerk geroepen dezelfde weg te gaan, wil zij de vruchten van het heil aan de mensen kunnen meedelen. Christus Jezus, "die bestond in goddelijke majesteit, ... heeft zichzelf ontledigd door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen" (Fil. 2, 6), en om onzentwil "is Hij arm geworden, terwijl Hij rijk was" (2 Kor. 8,9). Zo wordt de Kerk, hoewel zij voor het volbrengen van haar zending menselijke hulpmiddelen nodig heeft, niet gedreven tot het zoeken van aardse glorie, maar tot het verbreiden van nederigheid en zelfverloochening, ook door haar voorbeeld. Christus is door de Vader gezonden om "aan de armen de blijde boodschap te brengen, ... de bedroefden te genezen" (Lc. 4, 18), "om te zoeken en te redden wat verloren was" (Lc. 19, 10). Zo omringt ook de Kerk met haar liefde allen, die onder menselijke zwakheid gedrukt gaan; zij ziet zelfs in de armen en lijdenden het beeld van haar arme en lijdende Stichter, zij tracht hun nood te verlichten, en in hen wil zij Christus dienen. Terwijl echter Christus, "heilig, schuldeloos en onbesmet" (Hebr. 7, 26) is en geen zonde heeft gekend (2 Kor. 5, 21), maar alleen de zonden van het volk kwam uitboeten Vgl. Hebr. 2, 17 , heeft de Kerk zondaars in haar midden; zij is heilig en moet zich tevens altijd weer zuiveren, en daarom is zij voortdurend bezig boete te doen en zich te vernieuwen.
De Kerk "trekt voort op haar pelgrimstocht te midden van de vervolgingen van de wereld en de vertroostingen van God" H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. XVIII, 51, 2: PL 41, 614, het kruis en de dood verkondigend van de Heer, totdat Hij wederkomt. Vgl. 1 Kor. 11, 26 Maar de kracht van de verrezen Heer geeft haar sterkte om haar lijden en moeilijkheden, zowel die van binnen komen als van buiten, door geduld en liefde te kunnen overwinnen, en het Christus-mysterie getrouw, zij het dan ook versluierd, in de wereld te kunnen openbaren, totdat het eens in het volle licht gemanifesteerd zal worden.