21 november 1964
Omdat God het mysterie van het menselijk heil niet plechtig wilde openbaren, voordat Hij die door Christus beloofde Geest had uitgestort, zijn wij de apostelen vóór de Pinksterdag, "eensgezind volharden in het gebed samen met de vrouwen, met Maria de Moeder van Jezus en met zijn broeders" (Hand. 1, 14), en zien wij ook Maria met haar gebed de gave afsmeken van de Geest, die haar bij de boodschap reeds had overschaduwd. Tenslotte is de onbevlekte Maagd, die van alle smet der erfzonde is gevrijwaard Vgl. Z. Paus Pius IX, Dogmatische Bul, Dogmaverklaring van Maria, Onbevlekt Ontvangen, Ineffabilis Deus (8 dec 1854), 23 na het voltooien van haar aardse levensloop met lichaam en ziel in de hemelse glorie opgenomen Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Dogma verklaring Maria Tenhemelopneming, Munificentissimus Deus (1 nov 1950), 44 Vgl. H. Johannes Damascenus, Enconium in dormitionem Dei Genitricis semperque Virginis Mariae. Hom. 2 en 3: PG 96, 721-761, vooral col. 728B Vgl. H. Germanus van Constantinopel, In Sanctae Dei Genetricis Dormitionem. 1: PG 98 (6), 340-348 Vgl. H. Germanus van Constantinopel, In Sanctae Dei Genetricis Dormitionem. 3:PG 98 (6), 361 Vgl. H. Modestes van Jerusalem, Enconium in Dormitionem Sanctissimae Dominae nostrae Deiparae semperque Virginis Mariae. PG 86 (2), 3277-3312) en door de Heer verheven tot Koningin van het heelal, opdat zij vollediger gelijkvormig zou worden aan haar zoon, de Heer der heren (Openb. 19, 16), de overwinnaar van zonde en dood. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Maria Koningin, Ad Caeli Reginam (11 okt 1954), 33-39 Vgl. H. Andreas van Kreta, Hom. In dorm. SS. Deiparae. PG 97, 1089-1109. Vgl. H. Johannes Damascenus, Over het rechte of orthodoxe geloof, De fide orthodoxa. IV, 14: PG 94, 1153-1161