21 november 1964
In het vaste geloof aan deze gemeenschap van geheel het mystieke Lichaam van Jezus Christus, heeft de Kerk op aarde vanaf de oudste tijden van het christendom de gedachtenis van de overledenen met grote piëteit in ere gehouden, Zie de verschillende inscripties in de catacomben van Rome, en, "omdat het een heilige en vrome gedachte is, voor de overledenen te bidden, opdat zij van hun zonden worden verlost" 2 Makk. 12, 46|Vulgaat, heeft zij ook voor hen haar voorbede aan God opgedragen. Verder heeft de Kerk altijd geloofd, dat de apostelen en martelaren van Christus, die door het vergieten van hun bloed, het hoogste getuigenis van geloof en liefde hadden gegeven, in Christus nauwer met ons zijn verbonden. Zij heeft hen, samen met de heilige Maagd Maria en de heilige engelen, met bijzondere liefde vereerd, Vgl. Paus Gelasius I, Decretalis De libris recipiendis, 4.5. 3: P.L. 59, 160; DS 165 (DH 353), en godvruchtig de hulp van hun voorspraak ingeroepen. Naast dezen werden al spoedig ook anderen vereerd, die de maagdelijkheid en armoede van Christus meer uitdrukkelijk hadden nagevolgd, Vgl. H. Methodius van Olympus, Symposion. VII, 3: G.C.S. (Bonwetsch), 74, en tenslotte al degenen, die men, vanwege hun schitterende beoefening van de christelijke deugden, Vgl. Congregatie voor de Riten, Decretum approbationis virtutum in causa beatificationis et canonizationis Servi Dei Ioannis Nepomuceni Neumann (3 dec 1921) verschillende toespraken van Pius XII over Heiligen: Inviti all'eroismo. Discorsi t. I-III, Romae 1941-1942, passim; Paus Pius XII, Discorsi e Radiomessaggi, t. 10, 1949, p. 37-43, en vanwege hun rijkdom aan goddelijke gaven, de gelovigen voorhield ter verering en ter navolging. Vgl. Paus Gregorius XIII, Bul, Over kalenderhervorming, Inter Gravissimas (24 feb 1582), 164
Want het beschouwen van het leven van Christus' trouwe volgelingen ons een nieuwe prikkel om de toekomstige Stad te zoeken Vgl. Hebr. 13, 14 Vgl. Hebr. 11, 10 , en tevens vinden wij daarin een zeer veilige weg om temidden van de wisselvalligheden van deze wereld, ieder volgens zijn eigen staat en stand, de volmaakte vereniging met Christus, de heiligheid, te kunnen bereiken. Vgl. Sir. 44-50 Vgl. Paus Gregorius XIII, Bul, Over kalenderhervorming, Inter Gravissimas (24 feb 1582), 165 In het leven van hen, die, ofschoon mensen zoals wij, toch tot een volmaakter beeld van Christus worden herschapen Vgl. 2 Kor. 3, 18 , toont God aan de mensen op sprekende wijze zijn aanwezigheid en zijn gelaat. In hen spreekt Hijzelf tot ons en geeft Hij ons een teken van zijn Koninkrijk, Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 15, dat ons krachtig aantrekt, nu wij ons omringd zien van zulk een wolk van getuigen Vgl. Hebr. 12, 1 en de waarheid van het Evangelie zo klaar bevestigd vinden.
Wij vieren echter de gedachtenis van de heiligen niet om hun voorbeeld alleen, maar nog meer, opdat de eenheid van de gehele Kerk in de Geest versterkt mag worden door de beoefening van de broederlijke liefde. Vgl. Ef. 4, 1-6 Want gelijk de verbondenheid tussen de christenen op aarde ons dichter tot Christus brengt, zo verenigt de gemeenschap met de heiligen ons met Christus, die, als de Bron en het Hoofd, de oorsprong is van alle genade en van het leven van Gods volk zelf, Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 50. Het is dus onze plicht deze vrienden en mede-erfgenamen van Jezus Christus, broeders en grote weldoeners van ons, lief te hebben, voor hen aan God de verschuldigde dank te brengen, Voor de dankbaarheid ten opzichte van de heiligen, vgl. E. Diehl, Inscripiones latinae veteres, I, Berlijn, 1925, nn. 200, 2382 et passim, "hen aan te roepen en onze toevlucht te nemen tot hun voorspraak en hun machtige hulp om van God genaden te verkrijgen door zijn Zoon Jezus Christus, onze Heer en onze énige Verlosser en Redder". Concilie van Trente, 25e Zitting - Decreet over de verering van relikwieën van heiligen en over de afbeeldingen van heiligen, Sessio XXV - De invocatione, veneratione et reliquiis Sanctorum et sacris imaginibus (3 dec 1563), 1 Want elk waarachtig bewijs van liefde, dat wij aan de heiligen geven, is uiteraard gericht op Christus als doel en eindpunt, op Christus, "de kroon van alle heiligen", Romeins Brevier, Invitatorium op het feest van Allerheiligen., en door Hem op God, die wonderbaar is in zijn heiligen en in hen wordt verheerlijkt. Vgl. 2 Tess. 1, 10
Onze eenheid met de hemelse Kerk wordt op de edelste wijze verwezenlijkt, wanneer wij, vooral in de heilige liturgie, waar de kracht van de Heilige Geest over ons werkzaam wordt door de sacramentele tekenen, in gezamenlijke blijdschap, de lof vieren van de goddelijke majesteit, 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 104, en wij allen, door Christus' Bloed vrijgekocht uit elke stam en taal en volk en natie Vgl. Openb. 5, 9 en in één Kerk bijeengebracht, in één groot loflied de Drie-ene God verheerlijken. Door de viering van het eucharistisch offer verenigen wij ons dus op de volmaakste wijze met de eredienst van de hemelse Kerk, waarbij wij met haar in gemeenschap treden en de gedachtenis vieren ellereerst van de glorierijke Maria, altijd Maagd, alsook van de heilige Jozef, de heilige apostelen en martelaren en alle heiligen, Canon van de H. Mis
Maria, door Gods genade, na haar Zoon, verheven boven alle engelen en mensen, geniet als de allerheiligste Moeder van God, die heeft deelgenomen aan de geheimen van Christus, terecht een bijzondere verering van de kant van de Kerk. En inderdaad, reeds vanaf de oudste tijden wordt de heilige Maagd vereerd onder de titel van "Moeder Gods", tot wier bescherming de gelovigen in al hun gevaren en noden smekend hun toevlucht nemen Vgl. Catechismus-Compendium, Compendium van de Catechismus van de Katholieke Kerk (28 juni 2005), 608. "Sub tuum praesidium" uit de eerste vespers van het klein officie van de maagd Maria in het Romeins Brevier. Vooral sinds het concilie van Efese heeft de verering van Maria door het volk Gods een wonderbare groei gekend in eerbied en liefde, in gebed en navolging, overeenkomstig haar eigen profetische woorden: "Elk geslacht zal mij zalig prijzen, omdat aan mij zijn wonderwerken deed die machtig is" (Lc. 1, 48). Deze verering, zoals die altijd in de Kerk heeft bestaan, draagt zeker een heel bijzonder karakter, maar verschilt wezenlijk van de aanbidding, die gegeven wordt aan het mensgeworden Woord en ook aan de Vader en de Heilige Geest, en bevordert deze aanbidding in hoge mate. Want de verschillende vormen van godsvrucht jegens de Moeder Gods, die de Kerk heeft goedgekeurd, binnen de grenzen van de gezonde en orthodoxe leer, overeenkomstig de omstandigheden van plaats en tijd en naar gelang van de mentaliteit en de geest van de gelovigen, hebben tot gevolg, dat, door de verering van de Moeder, de Zoon, voor wie alles is geschapen Vgl. Kol. 1, 15-16 , en in wie de eeuwige Vader "de gehele volheid heeft willen doen wonen" (Kol. 1, 19), op de juiste wijze wordt gekend, bemind, verheerlijkt, en dat zijn geboden worden onderhouden.