21 november 1964
De Kerk, waarvan het mysterie door het Concilie wordt uiteengezet, bezit, naar wij vast geloven, een onvergankelijke heiligheid. Want Christus, de Zoon van God de Vader en de Heilige Geest als "de alleen Heilige" wordt geprezen, Romeins Missaal 'Gloria in excelsis' Vgl. Lc. 1, 35 Vgl. Mc. 1, 24 Vgl. Lc. 4, 34 Vgl. Joh. 6, 69. ("ho hagios tou Theou" - de heilige Gods) Vgl. Hand. 3, 14 Vgl. 1 Joh. 2, 20 Vgl. Openb. 3, 7 heeft de Kerk liefgehad als zijn bruid en zich voor haar overgeleverd om haar heiligen Vgl. Ef. 5, 25-26 : Hij heeft haar als zijn Lichaam met zich verenigd en haar overvloedig verrijkt met de gaven van de Heilige Geest, tot verheerlijking van God. Daarom zijn allen in de Kerk, zowel de leden van de hiërarchie als zij, die door haar worden geleid, tot heiligheid geroepen, volgens het woord van de apostel: "Dit is de wil van God uw heiliging" (1 Tess. 4, 3); Vgl. Ef. 1, 4 . Deze heiligheid van de Kerk manifesteert zich voortdurend en moet zich voortdurend manifesteren in de vruchten van genade, die de Geest in de gelovigen voortbrengt. Ze toont zich onder velerlei vormen in de individuele Personen, die in hun levensstaat streven naar de volmaaktheid van de liefde en daarbij een stichtend voorbeeld zijn voor de anderen. Op een heel eigen wijze treedt ze aan het licht in de beleving van de zogenaamde evangelische raden. Deze beleving van stuwing van de Heilige Geest op zich hebben genomen, hetzij privé, hetzij in een door de Kerk goedgekeurde instelling of staat, geeft in de wereld een schitterend getuigenis en voorbeeld van de heiligheid, en moet dit ook geven.
De Heer Jezus, die goddelijke Leraar en het Toonbeeld van alle volmaaktheid, heeft al zijn leerlingen zonder uitzondering, van iedere staat of stand, die heiligheid van leven voorgehouden. Waarvan Hijzelf de grondslag en de voleinding is: " Weest dus volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is" (Mt. 5, 48) Vgl. Origenes van Alexandrië, Commentaria in Romanum. 7, 7: P.G. 14, 1122B Pseudo Macarius, De Oratione. 11: P.G. 34, 861AB Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 184, a. 3 Want over allen heeft Hij de Heilige Geest gezonden, die hen innerlijk moet aanzetten om God lief te hebben met geheel hun hart, geheel hun ziel, geheel hun verstand en geheel hun kracht Vgl. Mc. 12, 30 , en om elkaar lief te hebben, zoals Christus hun heeft liefgehad Vgl. Joh. 13, 34 Vgl. Joh. 15, 12 . Christus volgelingen, door God geroepen en in de Heer Jezus gerechtvaardigd niet op grond van werken maar volgens Gods raadsbesluit en genade, zijn door het doopsel van het geloof waarlijk kinderen Gods geworden en deelachtig aan de goddelijke natuur, en daarom werkelijk heilig. Bijgevolg moeten zij de ontvangen heiligheid met Gods hulp in de praktijk van hun leven bewaren en vervolmaken. De apostel vermaant hen te leven "zoals heiligen betaamt" (Ef. 5, 13), en zich te bekleden "als Gods heilige en geliefde uitverkorenen, met tedere ontferming, goedheid, deemoed, zachtheid en geduld" (Kol. 3, 12), en de vruchten van de Geest voort te brengen tot heiliging. Vgl. Gal. 5, 22 Vgl. Rom. 6, 22 Omdat wij allen echter op vele punten misdoen Vgl. Jac. 3, 2 , hebben wij opnieuw behoefte aan Gods barmhartigheid en moeten wij dagelijks bidden: "En vergeef ons onze schuld" (Mt. 6, 12) Vgl. H. Augustinus, Nalezingen, Retractationes. II, 18: P.L. 32, 637v. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 75
Het is dus voor iedereen duidelijk, dat alle gelovigen van iedere staat of stand geroepen zijn tot de volheid van het christelijk leven en tot de volmaaktheid van de liefde Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Christelijk huwelijk, met inachtneming der in gezin en maatschappij heersende toestanden, noden, dwalingen en misbruiken, Casti Connubii (31 dec 1930), 28-29 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de H. Franciscus van Sales, Rerum Omnium Pertubationem (26 jan 1923) Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over seculiere instituten, Provida Mater Ecclesia (2 feb 1947), 3-4 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot generaal oversten van orden, congregaties en seculiere instituten in Rome gevestigd, Annus Sacer (8 dec 1950), 6 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Nel darvi (1 juli 1956), 3-6 en door deze heiligheid wordt ook de burgerlijke maatschappij meer menselijk in haar manier van leven. De gelovigen moeten deze volmaaktheid trachten te verwezenlijken met behulp van de krachten, die zij naar de maat van Christus' gave hebben ontvangen, om zo zijn voorbeeld te volgen, gelijkvormig te worden aan zijn beeld, de wil van de Vader in alles te volbrengen en zich met heel hun hart in te zetten voor de eer van God en de dienst van de naaste.
Hierdoor zal de heiligheid van het volk Gods rijke vruchten opleveren, zoals in de geschiedenis van de Kerk duidelijk blijkt uit het leven van zoveel heiligen.
Allen beoefenen in de verscheidenheid van levensvormen en levenstaken een en dezelfde heiligheid, allen die zich laten leiden door de Geest van God, gehoorzamen aan de stem van de Vader, God de Vader in geest en waarheid aanbidden en Christus volgen in zijn armoede, nederigheid en kruis, om deelachtig te mogen worden aan zijn heerlijkheid, Iedereen moet volgens zijn eigen gaven en plichten zonder aarzelen voortaan op de weg van het levend geloof, dat de hoop ontsteekt en werkzaam is door de liefde.
A. De bisschoppen
Op de eerste plaats moeten de herders van Christus' kudde naar het voorbeeld van de eeuwige Hogepriester, de Herder en Behoeder van onze zielen, hun ministerie uitoefenen met heiligheid en geestdrift, met nederigheid en sterkte. Doen zij dit, dan zal hun ministerie ook voor hen een machtig middel zijn tot heiliging. Door hun uitverkiezing tot de volheid van het priesterschap is hun de sacramentele genade geschonken om door gebed, het opdragen van het offer en door de prediking hun ambt van herderlijke liefde volmaakt te kunnen uitoefenen in alle vormen van hun bisschoppelijke zorg en dienstbetoon! Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 184, a. 5 en 6 Vgl. H. Thomas van Aquino, De perf. Vitae spirit.. c. 18 Vgl. Origenes van Alexandrië, In Jes. Hom.. 6, 1: P.G. 13, 239 Deze genade schenkt hun de bereidheid, hun leven te geven voor de schapen, en helpt hen om, als een model voor de kudde Vgl. 1 Pt. 5, 3 , de Kerk ook door hun voorbeeld tot een steeds grotere heiligheid te brengen.
B. De priesters
De priesters moeten evenals de bisschoppen, wier geestelijke kroon zij vormen Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Magnesiërs, Epistula ad Magnesios. 13, 1: ed. Funk, I, p. 241, delend in de genade van hun ambt door Christus, de eeuwige en enige Middelaar, door de dagelijkse uitoefening van hun bediening groeien in de liefde tot God en de naaste; zij moeten de onderlinge verbondenheid als priesters bewaren, uitmunten door een rijk geestelijk leven en voor allen een levend getuigenis zijn van God Vgl. H. Paus Pius X, Apostolische Exhortatie, Over de heiligheid van de priesters, Haerent animo - Ad Clerum (4 aug 1908), 5-10 Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 124 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 276 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Katholieke priesterschap, Ad Catholici Sacerdotii fastigium (20 dec 1935), 36-45, in navolging van al de priesters, die in de loop van de eeuwen een schitterend model van heiligheid waren door hun vaak nederig en verbogen dienstbetoon. Hun droom leeft voort in de Kerk van waar zij hun eigen gelovigen en voor heel het volk Gods krachtens hun ambt bidden en het offer opdragen beseffend wat zij doen en navolgend wat zij voltrekken Ceremonieel van de priesterwijding, bij de begin-aansporing, daar mogen de zorgen de gevaren en de mogelijkheden van het apostolaat voor hun geen beletsel vormen, maar moet veeleer de weg zijn naar hogere heiligheid, waarbij hun activiteit voedsel en steun moet vinden in een rijkdom van innerlijk leven. Zo zullen ze een vreugde zijn voor heel de Kerk van God. Alle Priesters en vooral zij dij krachtens de bijzondere titel van hun wijding diocesane Priester worden genoemd, moet goed voor ogen houden, hoezeer een trouwe verbondenheid en een edelmoedig samenwerken met hun bisschop bijdraagt tot hun heiliging.
C. De lagere geestelijken en de lekenapostelen
In de zending en de genade van het bisschopsambt delen ook op bijzondere wijze de bedienaars van lagere rang, vooral de diakens. Zij wijden hun dienst aan de mysteries van Christus en de Kerk. Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Trallia, Epistula ad Trallianos. 2, 3: ed. Funk, 1, p. 244., en moeten zich daarom rein houden van al wat slecht is, God behagen, en zich beijveren al het goede te doen ten overslaan van de mensen Vgl. 1 Tim. 3, 8-10.12-13 . De clerici die door God zijn geroepen en voor Hem zijn afgezonderd, en zich onder de waakzame zorg van de bisschoppen voorbereiden op het heilige dienstwerk, hebben de plicht hun geest en hart af te stemmen op hun verheven uitverkiezing door volhouden te zijn in het gebed, vurig in de liefde en bedacht op al wat waar, wat rechtvaardig is en lof verdient, heel hun handelen richtend op glorie en de eer van God. Dan zijn er nog de door God uitverkoren leden, die door de bisschoppen worden geroepen om zich geheel te wijden aan het apostolaat en met veel vruchten arbeiden op de akker van de Heer. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Sous la maternelle protection (9 dec 1957), 9-11
D. De gehuwden, ongehuwden, de arbeiders
De Christelijke echtgenoten en ouders moeten volgens hun eigen staat met trouwe liefde gedurende heel hun aardse bestaan elkaar steunen in het genadeleven: zij moeten de kinderen, die God hun schenkt, met liefde aanvaarden en hun de christelijke leer en de evangelische deugden bijbrengen. Hierdoor geven zij aan allen de de onvermoeibare en edelmoedige genegenheid, vestigen zij een boodschap van liefde en zijn zij de getuigen van de vruchtbaarheid van onze Moeder de Kerk, en werken zij mee aan deze vruchtbaarheid. Dit alles als een manifestatie van en deel hebben aan die liefde waarmee Christus zijn Bruid heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Christelijk huwelijk, met inachtneming der in gezin en maatschappij heersende toestanden, noden, dwalingen en misbruiken, Casti Connubii (31 dec 1930), 28-31 Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preken over de Brief aan de Efeziërs, In epistulam ad Ephesios. 20, 2: P.G. 62, 136 vv. Ditzelfde voorbeeld wordt op een andere manier gegeven door de weduwen en de ongehuwden: Ook zij kunnen zeer veel bijdragen tot de heiligheid en activiteit in de Kerk. De arbeiders, die vaak zulk een zware arbeid hebben, moeten door hun menselijk werken zichzelf vervolmaken, hun medeburgers behulpzaam zijn en heel de samenleving en de schepping veredelen. Ook moeten zij Christus, die handenarbeid heeft willen verrichten en steeds met de Vader werkzaam is aan het heil van alle mensen, navolgen in daadwerkelijke liefde, met blijde hoop en elkaars lasten dragend. Zo moeten zij juist door hun dagelijkse arbeid groeien in heiligheid en apostolische geest
E. De lijdenden en vervolgden
Degenen, die gebukt gaan onder armoede, zwakte, ziekte en allerlei moeilijkheden, moeten zich bewust zijn van hun bijzondere verbondenheid met Christus, die geleden heeft voor het heil van de wereld. Dit geldt ook voor hen, die vervolgd worden om de gerechtigheid en die door de Heer in het Evangelie zalig zijn geprezen. Hen zal "de God van alle genade, die ons in Christus tot zijn eeuwige heerlijkheid heeft geroepen, na een kortstondig lijden herstellen en bevestigen, sterken en grondvesten" (1 Pt. 5, 10).
Alle gelovigen zullen dus steeds meer worden geheiligd in en door hun levensstaat, hun werkzaamheden en levensomstandigheden, indien zij alle met geloof aanvaarden uit de hand van de hemelse Vader en meewerken met Gods wil, doordat zij de liefde, waarmee God de wereld heeft liefgehad, aan allen manifesteren in hun aardse dienstbetoon.
"God is liefde; wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem" (1 Joh. 4, 16). God nu heeft zijn liefde in ons hart uitgestort door de Heilige Geest, die ons werd geschonken Vgl. Rom. 5, 5 daarom is de eerste en allernoodzakelijkste gave de liefde, waarmee wij God liefhebben boven alles en onze naaste omwille van God. Wil echtere liefde als een goed zaad in de ziel ontkiemen en vrucht dragen, dan moet iedere gelovige graag het woord Gods aanhoren en met behulp van Gods genade zijn wil volbrengen, dikwijls de Sacramenten ontvangen, vooral de Eucharistie, en de heilige handelingen meevieren, zich met volharding toeleggen op het gebed, de zelfverloochening, op actief hulpbetoon aan zijn broeders en op de beoefening van alle deugden. De liefde immers, die de band der volmaaktheid en de vervulling van de wet is Vgl. Kol. 3, 14 Vgl. Rom. 13, 10 , geeft aan alle middelen tot heiliging de juiste richting, de juiste vorm en de voltooiing, Vgl. H. Augustinus, Enchiridion ad Laurentium de fide et spe et caritate. 121, 32: P.L. 40, 288 Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 184, a. 1 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Exhortatie, Aan geheel de geestelijkheid in vrede de na te streven heiligheid van het priesterlijk leven, Menti Nostrae (23 sept 1950), 8-9 Derhalve is de liefde tot God en tot de naaste het kenmerk van de ware leerling van Christus.
Gelijk Jezus, de Zoon van God, zijn liefde getoond heeft door zijn leven voor ons te geven, zo heeft niemand groter liefde dan hij, die zijn leven geeft voor Hem en zijn broeders Vgl. 1 Joh. 3, 16 Vgl. Joh. 15, 13 . Reeds vanaf de oudste tijden werden meerdere christenen geroepen tot dit hoogste liefdesgetuigenis tegenover alle mensen, vooral tegenover de vervolgers, en altijd zullen Christenen daartoe geroepen worden. Daarom wordt het martelaarschap, waardoor de leerling gelijkenis krijgt met de Meester, die vrijwillig de dood aanvaardde voor het heil van de wereld, en aan Hem gelijkvormig wordt door het vergieten van zijn bloed, door de Kerk beschouwd als een sublieme gave en als het grootste bewijs van liefde. Al valt dit maar aan enkelen te beurt, toch moeten allen bereid zijn, Christus voor de mensen te belijden en Hem bij de vervolgingen, die aan de Kerk nooit zullen ontbreken, te volgen op de weg van het kruis.
De heiligheid van de Kerk wordt ook op bijzondere wijze gevoed door de verschillende evangelische raden, die de Heer aan zijn leerlingen ter beoefening voorhoudt. Voor de raden in het algemeen zie: Vgl. Origenes van Alexandrië, Commentaria in Romanum. X, 14: P.G. 14, 1275B Vgl. H. Augustinus, Over de heilige maagdelijkheid, De sancta Virginitate. 15, 15: P.L. 40, 403 H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II, q. 100, a. 2C (in fine) H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. II-II, q. 44, a. 4, ad 3 Onder deze neemt een speciale plaats in de kostbare genadegave, die de Vader aan sommigen schenkt Vgl. Mt. 19, 11 Vgl. 1 Kor. 7, 7 , de genade nl. waardoor zij zich in de maagdelijkheid of in het celibaat gemakkelijker met een onverdeeld hart Vgl. 1 Kor. 7, 32-34 aan God alleen wegschenken, Zie voor het verhevene van de maagdelijkheid: Vgl. Tertullianus, De exhort. Castitatis. 10: PL 2, 925C Vgl. H. Cyprianus van Carthago, De habitu Virginum. 3 en 22: P.L. 4, 443B en 461A v. Vgl. H. Athanasius van Alexandrië, De Virginitate. PG 28, 252 vv. Vgl. H. Johannes Chrysostomos, De Virginitate. P.G. 48, 533vv. Deze volmaakte onthouding om wille van het Koninkrijk der hemelen heeft in de Kerk altijd hoog in ere gestaan als een teken van liefde en een stimulans tot liefde en als een bijzondere bron geestelijke vruchtbaarheid in de wereld.
De Kerk houdt ook de vermaning voor ogen van de apostel, die bij zijn aansporing tot liefde de gevolgen opwekt om onder elkaar de gezondheid te hebben van Christus Jezus die "zichzelf heeft ontleding door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen ..... gehoorzaam geworden tot de dood" (Fil. 2, 7-8), en die om onzentwil "Arm is geworden, terwijl Hij rijk was" (2 Kor. 8, 9), wel de leerlingen van Christus altijd zijn liefde en nederigheid moeten navolgen en daarvan getuigen, is het toch voor onze Moeder de Kerk een vreugde, dat zij onder haar leden vele mannen en vrouwen telt, die de Verlosser in zijn zelfontlediging meer van nabij volgen en hiervan een sprekender bewijs geven door met de vrijheid van de kinderen Gods de armoede op zich te nemen en aan hun eigen wil te verzakken: zij stellen zich nl. in zake de volmaaktheid omwille van God onder de wil van een mens meer dan strikt is voorgeschreven om zo vollediger gelijkvormig te worden aan Christus in al zijn gehoorzaamheid, De voornaamste teksten uit de H. Schrift en de Vaders met betrekking tot de geestelijke armoede en gehoorzaamheid vindt men in de Relatio, pag. 152-153.
Alle gelovigen dus zijn geroepen en gehouden tot het nastreven van de heiligheid en van de volmaaktheid in hun eigen levensstaat. Alle moeten daarom hun verlangens op de juiste wijze regelen om niet door het omgaan met dingen van deze wereld en door gehechtheid aan de rijkdom, tegen de geest van de evangelische armoede in, belemmerd te worden in hun opgang naar volmaakte liefde, overeenkomstig het woord van de apostel: Zij die met aardse omgaan, moeten zich er niet aan hechten; want de wereld, die wij zien gaat voorbij Vgl. 1 Kor. 7, 31. Grieks Voor de praktische beoefening van de evangelische raden, waartoe niet allen verplicht zijn: Vgl. H. Johannes Chrysostomos, Preek over het Evangelie volgens Mattheüs, In Matthaeum Homilia. 7, 7: PG 57, 81v. Vgl. H. Ambrosius van Milaan, De Vidius. 4, 23: PL 16, 241v.