21 november 1964
Christus de Heer, de Hogepriester, genomen uit de mensen Vgl. Hebr. 5, 1-5 , heeft het nieuwe volk "gemaakt tot een koninkrijk van priesters voor zijn God en Vader" (Openb. 1, 6) Vgl. Openb. 5, 9-10 . De gedoopten immers worden door de wedergeboorte en de zalving van de Heilige Geest gewijd tot een geestelijk bouwwerk en een heilig priesterschap om door alles, wat zij als christenmens doen, geestelijke offers op te dragen en de roemruchte daden te verkondigen van Hem, die hen uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht Vgl. 1 Pt. 2, 4-10 . Daarom moeten alle leerlingen van Christus, in volhardend gebed en onder het geloven van God Vgl. Hand. 2, 42-47 , zichzelf aanbieden als een levend, heilig, aan God welgevallig offer Vgl. Rom. 12, 1 . Zij moeten overal ter wereld getuigen voor Christus en altijd bereid zijn tot verantwoording aan al wie hun rekenschap vraagt van de hoop op het eeuwig leven, die in hen leeft Vgl. 1 Pt. 3, 15 .
Tussen het algemeen priesterschap van de gelovigen en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap bestaat een wezenlijk verschil en niet slechts een graadverschil; maar toch staan ze in betrekking tot elkaar, want ze delen beide, elk op zijn eigen wijze, in het ene priesterschap van Christus. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Over het priesterschap - tot Kardinalen en Bisschoppen, Magnificate Dominum (2 nov 1954), 6-10 Paus Pius XII, Encycliek, Over de Heilige Liturgie, Mediator Dei et hominum (20 nov 1947), 81-87 Door zijn gewijde macht vormt en leidt de ambtelijke priester het priesterlijk volk, voltrekt hij in de persoon van Christus het eucharistisch offer en draagt het in naam van heel het volk aan God op. De gelovigen van hun kant werken krachtens hun koninklijk priesterschap mee tot het opdragen van de Eucharistie Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het eerherstel aan het Heilig Hart van Jezus, Miserentissimus Redemptor (8 mei 1928) Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Vous nous avez (22 sept 1956), 7 en zij oefenen dit priesterschap uit in het ontvangen van de Sacramenten, in het gebed en de dankzegging, door het getuigenis van hun heilig leven, door zelfverloochening en werkzame liefde.
De leken, verenigd in het volk Gods en geplaatst in het éne Lichaam van Christus onder één hoofd, worden zonder onderscheid geroepen om als levende ledematen zich met al hun krachten, die zij door de goedheid van de Schepper en door de genade van de Verlosser hebben ontvangen, in te zetten voor de uitbreiding van de Kerk en haar voortdurende toename in heiligheid.
Het apostolaat van de leken is een deelhebben aan de heilszending zelf van de Kerk; en alle worden door de Heer tot dit apostolaat bestemd door het doopsel en het vormsel. De Sacramenten, vooral de heilige Eucharistie, schenken en voeden die liefde tot God en de mensen, die de ziel is van heel het apostolaat. De leken nu hebben de bijzondere roeping om de Kerk tegenwoordig te stellen en werkzaam te doen zijn op die plaatsen en in die omstandigheden, waar zij alleen door hen het zout der aarde kan worden Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931), 134-136 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het eerste internationale congres voor lekenopostolaat, De quelle consolation (14 okt 1951), 28-32 Zo is iedere leek krachtens de hem geschonken gaven een getuige en tevens een levend werktuig van de zending van de Kerk "naar de maat van Christus' gave" (Ef. 4, 7)
Naast dit apostolaat, dat een zaak is van alle gelovigen zonder uitzondering, kunnen de leken bovendien op verschillende manieren worden geroepen tot een meer rechtstreekse samenwerking met het hiërarchische apostolaat, Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de deelnemers aan het tweede internationale congres voor lekenapostolaat te Rome, Six ans se sont écoulés (5 okt 1957), 17-18 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 16. Over het "mandaat" en de canonieke zending, naar het voorbeeld van de mannen en vrouwen, die de apostel Paulus ter zijde stonden in de prediking van het Evangelie en zich veel moeite gaven voor de Heer Vgl. Fil. 4, 3 Vgl. Rom. 16, 3vv . Verder hebben zij de mogelijkheid, door de hiërarchie te worden aangewezen om bepaalde kerkelijke opdrachten te vervullen voor een geestelijk doel.
Op alle leken rust derhalve de eervolle opdracht, te werken voor een steeds vollediger verwezenlijking van het goddelijk heilsplan voor alle mensen van alle tijden en overal ter wereld. Zij moeten daarom volop in de gelegenheid worden gesteld om, naar de mate van hun krachten en overeenkomstig de eisen van de tijd, ook actief deel te nemen aan het heilswerk van de Kerk.