21 november 1964
Als opvolgers van de apostelen ontvangen de bisschoppen van de Heer, aan wie alle macht is gegeven in de hemel en op aarde, de zending, alle volken te onderrichten en het Evangelie te verkondigen aan heel de schepping om zo alle mensen door het geloof, het doopsel en het onderhouden van de geboden te brengen tot het heil. Vgl. Mt. 28, 18 Vgl. Mc. 16, 15.16 Vgl. Hand. 26, 17. v Voor het vervullen van deze zending heeft Christus de Heer aan de apostelen de Heilige Geest beloofd en Hem op de Pinksterdag uit de hemel doen neerdalen. Door de kracht van de Heilige Geest moesten de apostelen zijn getuigen zijn tot het uiteinde der aarde, voor heidenen, volken en koningen. Vgl. Hand. 1, 8 Vgl. Hand. 2, 1. vv. Vgl. Hand. 9, 15 Deze taak, door de Heer aan de herders van zijn volk toevertrouwd, is een echt dienstbetoon, dat in de heilige Schrift zo treffend wordt aangeduid met de naam "diakonia" of dienstwerk. Vgl. Hand. 1, 17.25 Vgl. Hand. 21, 19 Vgl. Rom. 11, 13 Vgl. 1 Tim. 1, 12
De canonieke zending van de bisschoppen kan geschieden door middel van rechtmatige gewoonten, die door het hoogste en universele gezag van de Kerk niet zijn herroepen, of door middel van wetten, door dit gezag uitgevaardigd of erkend, of rechtstreeks door de opvolger zelf van Petrus. Zou deze zijn instemming niet geven of de apostolische gemeenschap weigeren, dan kunnen de bisschoppen niet tot dit ambt worden verheven. Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 216-314. over de Patriarchen Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 324-339. over de Archiepiscopi Maiores Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 362-391. over de andere hoogwaardigheidsbekleders Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 238. in het bijzonder can. 238 § 3 Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 216.240.251.255. : over de benoeming van de bisschoppen door de patriarchen.