21 november 1964
De collegiale eenheid treedt ook aan het licht in de wederzijdse betrekkingen van de afzonderlijke bisschoppen met de particuliere Kerken en met de universele Kerk. De Paus, als opvolger van Petrus, is het blijvende en zichtbare beginsel en fundament van de eenheid zowel van de bisschoppen als van de menigte der gelovigen. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 1 De afzonderlijke bisschoppen op hun beurt zijn het zichtbare beginsel en fundament van eenheid in hun particuliere Kerken Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 66, 8: Hartel, III, 2, p. 733: "De bisschop is in de Kerk en de Kerk in de bisschop", die gevormd zijn naar het beeld van de universele Kerk; in en uit deze particuliere Kerken bestaat de ene en enige katholieke Kerk. Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 55, 24: Hartel, p. 642, lin. 13: "Er is één Kerk over heel de wereld, bestaande uit vele ledematen". Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 36, 4: Hartel, p. 575, lin. 20-21 Daarom vertegenwoordigen de afzonderlijke bisschoppen hun eigen Kerk, en zij allen, tezamen met de Paus vertegenwoordigen de gehele Kerk in een band van vrede, liefde en eenheid.
De afzonderlijke bisschoppen, die aan het hoofd staan van de particuliere Kerken, oefenen hun herderlijk bestuur uit over dat deel van het volk Gods, dat hun is toevertrouwd, niet over de andere Kerken en niet over de universele Kerk. Maar als leden van het college van bisschoppen en als wettige opvolgers van de apostelen moeten zij ieder, krachtens de instelling en het gebod van Christus, een echte zorg hebben voor de gehele Kerk Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957), 16 , een zorg, die, al wordt ze niet door een jurisdictie-akt uitgeoefend, toch in hoge mate bijdraagt tot het welzijn van de universele Kerk. Alle bisschoppen immers moeten de eenheid van het geloof en de gemeenschappelijke discipline van de gehele Kerk bevorderen en verdedigen. Zij moeten de gelovigen liefde bijbrengen voor heel het mystieke Lichaam van Christus, vooral voor de arme en lijdende ledematen en voor hen, die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid (Mt. 5, 10). Zij moeten tenslotte alle soort van activiteit, die van de gehele Kerk uitgaat, stimuleren, vooral waar het gaat om de verbreiding van het geloof en het brengen van het licht van de volle waarheid aan alle mensen. Overigens is het een vaststaande waarheid, dat zij door het goed besturen van hun eigen Kerk, als deel van de universele Kerk, krachtig bijdragen tot het welzijn van heel het mystieke Lichaam, dat ook het Lichaam is van de Kerken. Vgl. H. Hilarius van Poitiers, Instructio Psalmorum. 14, 3: P.L. 9, 206; CSEL 22, p. 86 Vgl. H. Paus Gregorius de Grote, Moreel commentaar op (het boek) Job, Moralia in Job. IV, 7, 12: P.L. 75, 643C Vgl. Pseudo Basilius, In Isaias. 15, 296: P.G. 30, 637C
De zorg voor de verkondiging van het Evangelie over heel de wereld rust op het college van bisschoppen, want aan allen gemeenschappelijk heeft Christus deze opdracht gegeven en hun daarmee een gemeenschappelijke plicht opgelegd, gelijk reeds Paus Coelestinus de vaders van het Concilie van Efese op het hart drukte H. Paus Celestinus I, Epistulae. 18, 1-2, ad Conc. Eph.: P.L. 50, 505AB; Schwartz, Acta Conc. Oec. I, 1, 1, p. 22. Vgl. Paus Benedictus XV, Apostolische Brief, Over de verkondiging van het geloof over de gehele wereld, Maximum Illud (30 nov 1919), 1 Paus Pius XI, Encycliek, Over de Katholieke Missie, Rerum Ecclesiae (28 feb 1926), 69 Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957), 16 Daarom dient iedere bisschop, voor zover zijn eigen ambtsbezigheden het hem toestaan, samen te werken met de andere bisschoppen en met de opvolger van Petrus, aan wie op bijzondere wijze de grootste taak is toevertrouwd, het christendom te verbreiden Paus Leo XIII, Encycliek, Over de HH. Cyrillus en Methodius, Grande Munus (30 sept 1880). A.S.S. 13 (1880) 145 Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1327.1350. § 2 Zij moeten derhalve naar best vermogen de missies voorzien van missionarissen en van geestelijke en stoffelijke hulpmiddelen zowel persoonlijk en rechtstreeks als door een dringende opwekking tot de gelovigen om het missiewerk krachtig te steunen. Tenslotte moeten de bisschoppen in een universele liefdegemeenschap graag hun broederlijke hulp verlenen aan andere Kerken, vooral aan de nabij gelegen en meer behoeftige Kerken, volgens het eerbiedwaardige voorbeeld van de oude Kerk.
Door Gods Voorzienigheid hebben verschillende Kerken, door de apostelen en hun opvolgers op verschillende plaatsen gesticht, zich in de loop van de tijd aaneengesloten tot meerdere organische verbonden groepen, die met behoud van de eenheid van het geloof en van de goddelijke eenheidsstructuur van de universele Kerk, een eigen discipline bezitten, eigen liturgische gebruiken en een eigen erfgoed van theologie en spiritualiteit. Sommige van deze, met name de oude patriarchale Kerken, hebben als Moederkerken van het geloof, Dochterkerken voortgebracht, waarmee zij tot op onze tijd verbonden zijn door een intiemere band van liefde in het sacramentele leven en in een wederzijdse erkenning van rechten en plichten Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325), 6. voor de rechten van de patriarchale zetels Alexandrië en Antiochië (Conc. Oec. Decr., p. 8.) Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325). voor de rechten van de patriarchale zetels Jeruzalem: (Conc. Oec. Decr., p. 8.) Vgl. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 5. Over de waardigheid van de patriarchen, Caput 5. De dignitate Patriarcharum (11 nov 1215). (Conc. Oec. Decr., p. 215 Vgl. Concilie van Florence, Bul, Sessio VI - 6e Zitting: Over de eenheid met de Grieken, Laetentur caeli - Decretum pro Graecis (6 juli 1439), 8-9. (Conc. Oec. Decr., p. 504) Deze op eenheid gerichte verscheidenheid van plaatselijke Kerken is een des te schitterender bewijs van de katholiciteit van de ene en onverdeelde Kerk. Eveneens kunnen de bisschoppenconferenties tegenwoordig vruchtbaar en op velerlei wijze bijdragen tot een concrete verwezenlijking van de collegialiteit.
Als opvolgers van de apostelen ontvangen de bisschoppen van de Heer, aan wie alle macht is gegeven in de hemel en op aarde, de zending, alle volken te onderrichten en het Evangelie te verkondigen aan heel de schepping om zo alle mensen door het geloof, het doopsel en het onderhouden van de geboden te brengen tot het heil. Vgl. Mt. 28, 18 Vgl. Mc. 16, 15.16 Vgl. Hand. 26, 17. v Voor het vervullen van deze zending heeft Christus de Heer aan de apostelen de Heilige Geest beloofd en Hem op de Pinksterdag uit de hemel doen neerdalen. Door de kracht van de Heilige Geest moesten de apostelen zijn getuigen zijn tot het uiteinde der aarde, voor heidenen, volken en koningen. Vgl. Hand. 1, 8 Vgl. Hand. 2, 1. vv. Vgl. Hand. 9, 15 Deze taak, door de Heer aan de herders van zijn volk toevertrouwd, is een echt dienstbetoon, dat in de heilige Schrift zo treffend wordt aangeduid met de naam "diakonia" of dienstwerk. Vgl. Hand. 1, 17.25 Vgl. Hand. 21, 19 Vgl. Rom. 11, 13 Vgl. 1 Tim. 1, 12
De canonieke zending van de bisschoppen kan geschieden door middel van rechtmatige gewoonten, die door het hoogste en universele gezag van de Kerk niet zijn herroepen, of door middel van wetten, door dit gezag uitgevaardigd of erkend, of rechtstreeks door de opvolger zelf van Petrus. Zou deze zijn instemming niet geven of de apostolische gemeenschap weigeren, dan kunnen de bisschoppen niet tot dit ambt worden verheven. Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 216-314. over de Patriarchen Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 324-339. over de Archiepiscopi Maiores Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 362-391. over de andere hoogwaardigheidsbekleders Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 238. in het bijzonder can. 238 § 3 Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 216.240.251.255. : over de benoeming van de bisschoppen door de patriarchen.