
21 november 1964
Zoals de heilige Petrus en de andere apostelen krachtens de wil van de Heer één apostelcollege vormen, zo zijn op overeenkomstige wijze ook de paus, de opvolger van Petrus, en de bisschoppen, de opvolgers van de apostelen, met elkaar verbonden. Reeds het aloude gebruik, dat de bisschoppen van de gehele wereld in gemeenschap leefden met elkaar en met de bisschop van Rome in een band van eenheid, liefde en vrede Vgl. H. Eusebius van Caesarea, Geschiedenis van de Kerk, Historia Ecclesiastica. V, 24, 10: G.C.S. II, 1, p. 495; ed. Bardy, Sources Chrét. II, p. 69 Vgl. H. Eusebius van Caesarea, Geschiedenis van de Kerk, Historia Ecclesiastica. Dionysius: VII, 5, 2: G.C.S. II, 2, p. 638v.; Bardy, II, p. 168v., en ook het bijeenroepen van concilies Vgl. H. Eusebius van Caesarea, Geschiedenis van de Kerk, Historia Ecclesiastica. V, 23-24: G.C.S. II, 1, p. 488vv.; Bardy, II, p. 66vv. en passim. Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325), 5. can. 5: Conc. Oec. Decr. P. 7 met het doel om gemeenschappelijke beslissingen te nemen ook over zaken van het hoogste belang Tertullianus, De Ieiunio Adversus Psychicos. 13: P.L. 2, 972B; CSEL 20, p. 292, lin. 13-16, waarbij de uitspraak zorgvuldig was gewikt en gewogen door het overleg van velen H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 56, 3: Hartel, IIIB, p. 650; Bayard, p. 154, duiden op het collegiaal karakter en de collegiale aard van de orde der bisschoppen; en de oecumenische concilies, in de loop van de eeuwen gehouden, bevestigen dit collegiaal karakter overduidelijk. Op dit collegiaal karakter wijst reeds de oude gewoonte, meerdere bisschoppen uit te nodigen om deel te nemen aan de verheffing van een nieuw gekozene tot het ministerie van het hogepriesterschap. Men wordt lid van het college van bisschoppen door de bisschopsconsecratie en door de hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het college.
Het college of corps van bisschoppen heeft echter alleen maar gezag, voorzover het beschouwd wordt samen met de paus, de opvolger van Petrus, als het hoofd van dit college, en met behoud van diens primaat over allen, herders zowel als gelovigen. De paus immers heeft, krachtens zijn ambt als plaatsbekleder van Christus de herder van de gehele Kerk, de volledige, hoogste en universele macht over de Kerk, een macht, die hij altijd vrij kan uitoefenen. Van de andere kant is de orde der bisschoppen, die het apostelcollege opvolgt in het leerambt en in het herderlijk bestuur, en die zelfs de voortdurende voortzetting is van het apostelcollege, samen met haar hoofd de paus, en nooit zonder dit hoofd, eveneens subject van de hoogste en volledige macht over de universele Kerk vgl. het officiële verslag van Zinelli, in Conc. Vat. 1: Mansi 52, 1109C., al kan deze macht slechts met instemming van de paus worden uitgeoefend. De Heer heeft alleen Simon Petrus verheven tot rots en sleuteldrager van de Kerk (Mt. 16, 18-19) en hem aangesteld tot herder van heel zijn kudde Vgl. Joh. 21, 15. vv . Van de andere kant staat vast, dat de taak om te binden en te ontbinden, die aan Petrus is gegeven (Mt. 16, 19), ook gegeven is aan het college der apostelen in eenheid met zijn hoofd (Mt. 18, 18)(Mt. 28, 16-20). Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 16-25 Zie Relatio Kleutgen de Schemate reformatio: Mansi 53, 321B-322B en de declaratio van Zinelli: Mansi 52, 1110A. Vgl. H. Paus Leo I de Grote, Sermones. 4, 3: PL 54, 151A Voor zover dit college uit velen bestaat, brengt het de verscheidenheid en de universaliteit van het volk Gods tot uitdrukking; voor zover het verenigd is onder één hoofd, drukt het de eenheid uit van Christus' kudde. In dit college oefenen de bisschoppen, met trouwe eerbiediging van het primaat en de voorrang van hun hoofd, een eigen macht uit voor het welzijn van hun gelovigen, ja van geheel de Kerk; en de Heilige Geest versterkt voortdurend de organische structuur en haar harmonische eenheid. De hoogste macht over de gehele Kerk, die dit college bezit, wordt op plechtige wijze uitgeoefend in een oecumenisch concilie. Een oecumenisch concilie is nooit mogelijk, als het niet door de opvolger van Petrus als zodanig is bekrachtigd of althans aanvaard; en aan de paus komt het uitsluitend recht toe, deze concilies bijeen te roepen, voor te zitten en te bekrachtigen. Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 227 Deze collegiale macht kunnen de bisschoppen, over heel de wereld verspreid, tezamen met de paus uitoefenen, mits het hoofd van het college hen uitnodigt tot een collegiaal handelen of minstens het gezamenlijk handelen van de overal verspreide bisschoppen goedkeurt of vrij aanvaardt, zodat er een echte collegiale akt ontstaat.
Onder de voornaamste functies van de bisschoppen neemt de prediking van het Evangelie een bijzondere plaats in. Vgl. Concilie van Trente, Sessio V - De reformationis. c. 2, n. 9 Vgl. Concilie van Trente, 14e Zitting - De leer over het Sacrament van de Biecht, Sessio XIV - Doctrina de sacramento poenitentiae (25 nov 1551), 31 De bisschoppen immers zijn de herauten van het geloof, die nieuwe leerlingen tot Christus brengen; zij zijn de officiële leraars, met Christus' gezag bekleed, die aan het hun toevertrouwde volk het geloof verkondigen, dat door dit volk moet worden aanvaard en beleefd. Zij verklaren dit geloof onder het licht van de Heilige Geest waarbij zij uit de schat van de openbaring nieuw en oud te voorschijn halen Vgl. Mt. 13, 52 ; zij brengen het tot wasdom en vrijwaren het met zorg voor de dwalingen, die hun kudde bedreigen. Vgl. 2 Tim. 4, 1-4 Als de bisschoppen in gemeenschap met de paus optreden als leraars, hebben zij als getuigen van de goddelijke en katholieke waarheid recht op de eerbied van allen; en de gelovigen moeten de uitspraak van hun bisschop over geloof en zeden, in naam van Christus gedaan, aanvaarden en er eerbiedig mee instemmen. Deze eerbiedige instemming van wil en verstand moet men op bijzondere wijze geven aan het authentieke leerambt van de paus, ook wanneer hij niet ex cathedra spreekt. Men moet nl. zijn opperste leerambt eerbiedig erkennen en zijn uitspraken oprecht aanvaarden overeenkomstig zijn duidelijk gemanifesteerde bedoeling en wil, die vooral spreekt uit de aard van de documenten, het telkens opnieuw voorhouden van dezelfde leer of uit de formulering.
De afzonderlijke bisschoppen bezitten weliswaar niet het privilege der onfeilbaarheid; wanneer zij echter, ook al zijn zij verspreid over heel de wereld, maar
dan verkondigen zij op onfeilbare wijze de leer van Christus. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 3e Zitting - Dogmatische Constitutie over het Katholieke Geloof, Dei Filius (24 apr 1870), 13. Zie de noot bij schema I De Ecclesia (ontleend aan S. Rob. Bellarminus): Mansi 51, 579C; en ook het omgewerkte schema van Const. II De Ecclesia Christi met de commentaar van Kleutgen: Mansi 53, 313AB Z. Paus Pius IX, Brief, Onderwerping aan het Leergezag van de Kerk - Aan de Aartsbisschop van München-Freising, Tuas libenter (21 dec 1863), 5 Dit is nog duidelijker het geval, wanneer zij, in een oecumenische concilie bijeen, voor geheel de Kerk optreden als leraars en rechters van geloof en zeden; dan moet men aan hun uitspraken de instemming geven van het geloof. Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1322-1323
Deze onfeilbaarheid, waarmee de Kerk door de gave van de goddelijke Verlosser is uitgerust bij het definiëren van een leer over geloof of zeden, strekt zich even ver uit als de schat van de goddelijke openbaring, die ongerept moet worden bewaard en naar waarheid moet worden verklaard. Deze onfeilbaarheid bezit de paus, het hoofd van het college van bisschoppen, krachtens zijn ambt, wanneer hij als opperste herder en leraar van alle gelovigen, die zijn broeders versterkt in het geloof Vgl. Lc. 22, 32 , een leer omtrent geloof of zeden door een definitieve akt proclameert. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 25 Daarom worden zijn definitieve uitspraken terecht onveranderlijk genoemd uit zichzelf en niet krachtens de instemming van de Kerk, omdat ze zijn geschied onder de bijstand van de Heilige Geest, die hem in de persoon van de heilige Petrus is beloofd, en dientengevolge geen goedkeuring van anderen nodig hebben en geen enkel appèl op een ander oordeel toelaten. Want dan doet de paus geen uitspraak als privaat persoon, maar verklaart of verdedigt hij als opperste leraar van de universele Kerk, die op bijzondere wijze is begiftigd met het onfeilbaarheids-charisma van de Kerk zelf, de leer van het katholieke geloof vgl. Commentaar van Gasser op Conc. Vat. I: Mansi 52, 1213AC. De aan de Kerk beloofde onfeilbaarheid bezit ook het college van bisschoppen, wanneer het met de opvolger van Petrus het hoogste leerambt uitoefent. Aan deze definitieve uitspraken kan de instemming van de Kerk nooit ontbreken vanwege de werking van dezelfde Heilige Geest, die de gehele kudde van Christus bewaart in de eenheid van het geloof en haar daarin doet groeien vgl. Commentaar van Gasser op Conc. Vat. I: Mansi 52, 1214A
Wanneer nu de paus of het college van bisschoppen samen met hem een definitieve uitspraak doet, doen zij deze in overeenstemming met de openbaring zelf, waaraan allen moeten vasthouden en waarnaar zij zich moeten richten. Deze openbaring wordt schriftelijk of langs de weg van de traditie onveranderd doorgegeven de rechtmatige successie van de bisschoppen en vooral door de paus zelf; en ze wordt onder de voorlichting van de Geest der waarheid in de Kerk ongerept bewaard en naar waarheid verklaard vgl. Commentaar van Gasser op Conc. Vat. I: Mansi 52, 1215CD, 1216-1217A Voor een goede bestudering en een juiste weergave van de openbaring zetten paus en bisschoppen, overeenkomstig hun ambt en het belang van de zaak, zich volledig in met gebruikmaking van de geschikte middelen vgl. Commentaar van Gasser op Conc. Vat. I: Mansi 52, 1213 ; zij ontvangen echter geen nieuwe officiële openbaring als behorend tot de goddelijke schat van het geloof. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 21