• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Zoals de heilige Petrus en de andere apostelen krachtens de wil van de Heer één apostelcollege vormen, zo zijn op overeenkomstige wijze ook de paus, de opvolger van Petrus, en de bisschoppen, de opvolgers van de apostelen, met elkaar verbonden. Reeds het aloude gebruik, dat de bisschoppen van de gehele wereld in gemeenschap leefden met elkaar en met de bisschop van Rome in een band van eenheid, liefde en vrede Vgl. H. Eusebius van Caesarea, Geschiedenis van de Kerk, Historia Ecclesiastica. V, 24, 10: G.C.S. II, 1, p. 495; ed. Bardy, Sources Chrét. II, p. 69 Vgl. H. Eusebius van Caesarea, Geschiedenis van de Kerk, Historia Ecclesiastica. Dionysius: VII, 5, 2: G.C.S. II, 2, p. 638v.; Bardy, II, p. 168v., en ook het bijeenroepen van concilies Vgl. H. Eusebius van Caesarea, Geschiedenis van de Kerk, Historia Ecclesiastica. V, 23-24: G.C.S. II, 1, p. 488vv.; Bardy, II, p. 66vv. en passim. Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325), 5. can. 5: Conc. Oec. Decr. P. 7 met het doel om gemeenschappelijke beslissingen te nemen ook over zaken van het hoogste belang Tertullianus, De Ieiunio Adversus Psychicos. 13: P.L. 2, 972B; CSEL 20, p. 292, lin. 13-16, waarbij de uitspraak zorgvuldig was gewikt en gewogen door het overleg van velen H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 56, 3: Hartel, IIIB, p. 650; Bayard, p. 154, duiden op het collegiaal karakter en de collegiale aard van de orde der bisschoppen; en de oecumenische concilies, in de loop van de eeuwen gehouden, bevestigen dit collegiaal karakter overduidelijk. Op dit collegiaal karakter wijst reeds de oude gewoonte, meerdere bisschoppen uit te nodigen om deel te nemen aan de verheffing van een nieuw gekozene tot het ministerie van het hogepriesterschap. Men wordt lid van het college van bisschoppen door de bisschopsconsecratie en door de hiërarchische gemeenschap met het hoofd en de leden van het college.

Het college of corps van bisschoppen heeft echter alleen maar gezag, voorzover het beschouwd wordt samen met de paus, de opvolger van Petrus, als het hoofd van dit college, en met behoud van diens primaat over allen, herders zowel als gelovigen. De paus immers heeft, krachtens zijn ambt als plaatsbekleder van Christus de herder van de gehele Kerk, de volledige, hoogste en universele macht over de Kerk, een macht, die hij altijd vrij kan uitoefenen. Van de andere kant is de orde der bisschoppen, die het apostelcollege opvolgt in het leerambt en in het herderlijk bestuur, en die zelfs de voortdurende voortzetting is van het apostelcollege, samen met haar hoofd de paus, en nooit zonder dit hoofd, eveneens subject van de hoogste en volledige macht over de universele Kerk vgl. het officiële verslag van Zinelli, in Conc. Vat. 1: Mansi 52, 1109C., al kan deze macht slechts met instemming van de paus worden uitgeoefend. De Heer heeft alleen Simon Petrus verheven tot rots en sleuteldrager van de Kerk (Mt. 16, 18-19) en hem aangesteld tot herder van heel zijn kudde Vgl. Joh. 21, 15. vv . Van de andere kant staat vast, dat de taak om te binden en te ontbinden, die aan Petrus is gegeven (Mt. 16, 19), ook gegeven is aan het college der apostelen in eenheid met zijn hoofd (Mt. 18, 18)(Mt. 28, 16-20). Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 16-25 Zie Relatio Kleutgen de Schemate reformatio: Mansi 53, 321B-322B en de declaratio van Zinelli: Mansi 52, 1110A. Vgl. H. Paus Leo I de Grote, Sermones. 4, 3: PL 54, 151A Voor zover dit college uit velen bestaat, brengt het de verscheidenheid en de universaliteit van het volk Gods tot uitdrukking; voor zover het verenigd is onder één hoofd, drukt het de eenheid uit van Christus' kudde. In dit college oefenen de bisschoppen, met trouwe eerbiediging van het primaat en de voorrang van hun hoofd, een eigen macht uit voor het welzijn van hun gelovigen, ja van geheel de Kerk; en de Heilige Geest versterkt voortdurend de organische structuur en haar harmonische eenheid. De hoogste macht over de gehele Kerk, die dit college bezit, wordt op plechtige wijze uitgeoefend in een oecumenisch concilie. Een oecumenisch concilie is nooit mogelijk, als het niet door de opvolger van Petrus als zodanig is bekrachtigd of althans aanvaard; en aan de paus komt het uitsluitend recht toe, deze concilies bijeen te roepen, voor te zitten en te bekrachtigen. Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 227 Deze collegiale macht kunnen de bisschoppen, over heel de wereld verspreid, tezamen met de paus uitoefenen, mits het hoofd van het college hen uitnodigt tot een collegiaal handelen of minstens het gezamenlijk handelen van de overal verspreide bisschoppen goedkeurt of vrij aanvaardt, zodat er een echte collegiale akt ontstaat.

De collegiale eenheid treedt ook aan het licht in de wederzijdse betrekkingen van de afzonderlijke bisschoppen met de particuliere Kerken en met de universele Kerk. De Paus, als opvolger van Petrus, is het blijvende en zichtbare beginsel en fundament van de eenheid zowel van de bisschoppen als van de menigte der gelovigen. Vgl. 1e Vaticaans Concilie, 4e Zitting - Dogmatische Constitutie over de Kerk van Christus, Pastor Aeternus (18 juli 1870), 1 De afzonderlijke bisschoppen op hun beurt zijn het zichtbare beginsel en fundament van eenheid in hun particuliere Kerken Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 66, 8: Hartel, III, 2, p. 733: "De bisschop is in de Kerk en de Kerk in de bisschop", die gevormd zijn naar het beeld van de universele Kerk; in en uit deze particuliere Kerken bestaat de ene en enige katholieke Kerk. Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 55, 24: Hartel, p. 642, lin. 13: "Er is één Kerk over heel de wereld, bestaande uit vele ledematen". Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 36, 4: Hartel, p. 575, lin. 20-21 Daarom vertegenwoordigen de afzonderlijke bisschoppen hun eigen Kerk, en zij allen, tezamen met de Paus vertegenwoordigen de gehele Kerk in een band van vrede, liefde en eenheid.

De afzonderlijke bisschoppen, die aan het hoofd staan van de particuliere Kerken, oefenen hun herderlijk bestuur uit over dat deel van het volk Gods, dat hun is toevertrouwd, niet over de andere Kerken en niet over de universele Kerk. Maar als leden van het college van bisschoppen en als wettige opvolgers van de apostelen moeten zij ieder, krachtens de instelling en het gebod van Christus, een echte zorg hebben voor de gehele Kerk Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957), 16 , een zorg, die, al wordt ze niet door een jurisdictie-akt uitgeoefend, toch in hoge mate bijdraagt tot het welzijn van de universele Kerk. Alle bisschoppen immers moeten de eenheid van het geloof en de gemeenschappelijke discipline van de gehele Kerk bevorderen en verdedigen. Zij moeten de gelovigen liefde bijbrengen voor heel het mystieke Lichaam van Christus, vooral voor de arme en lijdende ledematen en voor hen, die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid (Mt. 5, 10). Zij moeten tenslotte alle soort van activiteit, die van de gehele Kerk uitgaat, stimuleren, vooral waar het gaat om de verbreiding van het geloof en het brengen van het licht van de volle waarheid aan alle mensen. Overigens is het een vaststaande waarheid, dat zij door het goed besturen van hun eigen Kerk, als deel van de universele Kerk, krachtig bijdragen tot het welzijn van heel het mystieke Lichaam, dat ook het Lichaam is van de Kerken. Vgl. H. Hilarius van Poitiers, Instructio Psalmorum. 14, 3: P.L. 9, 206; CSEL 22, p. 86 Vgl. H. Paus Gregorius de Grote, Moreel commentaar op (het boek) Job, Moralia in Job. IV, 7, 12: P.L. 75, 643C Vgl. Pseudo Basilius, In Isaias. 15, 296: P.G. 30, 637C

De zorg voor de verkondiging van het Evangelie over heel de wereld rust op het college van bisschoppen, want aan allen gemeenschappelijk heeft Christus deze opdracht gegeven en hun daarmee een gemeenschappelijke plicht opgelegd, gelijk reeds Paus Coelestinus de vaders van het Concilie van Efese op het hart drukte H. Paus Celestinus I, Epistulae. 18, 1-2, ad Conc. Eph.: P.L. 50, 505AB; Schwartz, Acta Conc. Oec. I, 1, 1, p. 22. Vgl. Paus Benedictus XV, Apostolische Brief, Over de verkondiging van het geloof over de gehele wereld, Maximum Illud (30 nov 1919), 1 Paus Pius XI, Encycliek, Over de Katholieke Missie, Rerum Ecclesiae (28 feb 1926), 69 Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957), 16 Daarom dient iedere bisschop, voor zover zijn eigen ambtsbezigheden het hem toestaan, samen te werken met de andere bisschoppen en met de opvolger van Petrus, aan wie op bijzondere wijze de grootste taak is toevertrouwd, het christendom te verbreiden Paus Leo XIII, Encycliek, Over de HH. Cyrillus en Methodius, Grande Munus (30 sept 1880). A.S.S. 13 (1880) 145 Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1327.1350. § 2 Zij moeten derhalve naar best vermogen de missies voorzien van missionarissen en van geestelijke en stoffelijke hulpmiddelen zowel persoonlijk en rechtstreeks als door een dringende opwekking tot de gelovigen om het missiewerk krachtig te steunen. Tenslotte moeten de bisschoppen in een universele liefdegemeenschap graag hun broederlijke hulp verlenen aan andere Kerken, vooral aan de nabij gelegen en meer behoeftige Kerken, volgens het eerbiedwaardige voorbeeld van de oude Kerk.

Door Gods Voorzienigheid hebben verschillende Kerken, door de apostelen en hun opvolgers op verschillende plaatsen gesticht, zich in de loop van de tijd aaneengesloten tot meerdere organische verbonden groepen, die met behoud van de eenheid van het geloof en van de goddelijke eenheidsstructuur van de universele Kerk, een eigen discipline bezitten, eigen liturgische gebruiken en een eigen erfgoed van theologie en spiritualiteit. Sommige van deze, met name de oude patriarchale Kerken, hebben als Moederkerken van het geloof, Dochterkerken voortgebracht, waarmee zij tot op onze tijd verbonden zijn door een intiemere band van liefde in het sacramentele leven en in een wederzijdse erkenning van rechten en plichten Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325), 6. voor de rechten van de patriarchale zetels Alexandrië en Antiochië (Conc. Oec. Decr., p. 8.) Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325). voor de rechten van de patriarchale zetels Jeruzalem: (Conc. Oec. Decr., p. 8.) Vgl. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 5. Over de waardigheid van de patriarchen, Caput 5. De dignitate Patriarcharum (11 nov 1215). (Conc. Oec. Decr., p. 215 Vgl. Concilie van Florence, Bul, Sessio VI - 6e Zitting: Over de eenheid met de Grieken, Laetentur caeli - Decretum pro Graecis (6 juli 1439), 8-9. (Conc. Oec. Decr., p. 504) Deze op eenheid gerichte verscheidenheid van plaatselijke Kerken is een des te schitterender bewijs van de katholiciteit van de ene en onverdeelde Kerk. Eveneens kunnen de bisschoppenconferenties tegenwoordig vruchtbaar en op velerlei wijze bijdragen tot een concrete verwezenlijking van de collegialiteit.

Document

Naam: LUMEN GENTIUM
Over de Kerk
Soort: 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Datum: 21 november 1964
Copyrights: © 1965, Ecclesia Docens nr. 0713. Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Bewerkt: 6 oktober 2022

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test