• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Omdat Christus het licht is van de volken, heeft dit heilig Concilie, in de Heilige Geest vergaderd, het vurig verlangen om, door de verkondiging van het Evangelie aan heel de schepping Vgl. Mc. 16, 15 , alle mensen te verlichten door zijn helder licht, dat uitstraalt over het gelaat van de Kerk. Aangezien de Kerk in Christus als het ware het sacrament of het teken en instrument is van de innerlijke vereniging met God en van de eenheid van heel het mensdom, wil het Concilie, in aansluiting bij voorafgaande Concilies, haar wezen en haar universele zending nauwkeuriger uiteenzetten voor haar gelovigen en voor heel de wereld. De omstandigheden van de moderne tijd maken deze taak van de Kerk nog urgenter: alle mensen namelijk die thans door allerlei sociale, technische en culturele contacten nauwer met elkaar zijn verbonden, moeten ook tot de volmaakte eenheid in Christus komen.

In elke tijd en uit elk volk is ieder, die God vreest en het goede doet, Hem welgevallig. Vgl. Hand. 10, 35 God heeft echter de mensen niet ieder afzonderlijk, buiten elke onderlinge verbondenheid om, willen heiligen en redden, maar Hij heeft hen willen maken tot een volk, dat hem in waarheid zou erkennen en Hem in heiligheid zou dienen. Hij koos daarom het volk Israël tot zijn volk; Hij ging daarmee een verbond aan en onderwees het geleidelijk, door zichzelf en zijn raadsbesluit in de geschiedenis van dit volk te openbaren en het voor zich tot een heilig volk te maken. Dit alles echter was een voorbereiding en voorafbeelding van het nieuwe en volmaakte verbond, dat in Christus zou gesloten worden, en van de vollere openbaring, die Hij, het mensgeworden Woord van God, zou brengen. "Zie, de dagen komen zegt de Heer, dat Ik een nieuw verbond zal sluiten met het huis van Israël en het huis van Juda ... Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen, Ik zal haar schrijven in hun hart. En ik zal hun God, zij zullen mijn volk zijn ... Zij allen immers zullen Mij kennen, kleinen en groten, spreekt de Heer" (Jer. 31, 31-34). Dit nieuwe verbond heeft Christus ingesteld, het nieuwe verbond in zijn bloed Vgl. 1 Kor. 11, 25 . Hij heeft uit Joden en heidenen een volk geroepen, dat een eenheid zou vormen niet naar het vlees, maar in de Geest, en dat het nieuwe volk Gods zou zijn. Want zij, die in Christus geloven en wedergeboren zijn niet uit een vergankelijk zaad, maar uit een onvergankelijk zaad, door het woord van de levende God Vgl. 1 Pt. 1, 23 , niet uit het vlees, maar uit water en Heilige Geest Vgl. Joh. 3, 5-6 , worden dan "een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk ..., vroeger geen volk, nu Gods volk" (1 Pt. 2, 9-10).

Dit Messiaanse volk heeft als hoofd Christus, "die is overgeleverd om onze misslagen en opgewekt om onze rechtvaardiging" (Rom. 4, 25), en die nu na het ontvangen van de Naam, die is boven alle naam, glorievol heerst in de hemel. Het heeft als levenssfeer de waardigheid en vrijheid van de kinderen Gods, in wier hart de Heilige Geest woont als in een tempel. Het heeft als doel het koninkrijk Gods, dat door God zelf op aarde is begonnen om zich steeds verder uit te breiden, en om eens op het eind van de tijden ook door Hem te worden voltooid, wanneer Christus, ons leven, zal verschijnen Vgl. Kol. 3, 4 , en "ook de schepping zal verlost worden van de slavernij der vergankelijkheid en zal delen in de glorievolle vrijheid van de kinderen Gods" (Rom. 8, 21). Zo is dan dit Messiaanse volk voor heel de mensheid een zeer krachtige kiem van eenheid, hoop en heil, ook al omvat het feitelijk niet alle mensen en al maakt het vaak de indruk van een kleine kudde. Het is door Christus gevormd tot een gemeenschap van leven, liefde en waarheid, het wordt door Hem ook als werktuig gebruikt van verlossing voor allen en als het licht der wereld en het zout der aarde Vgl. Mt. 5, 13-16 uitgezonden tot heel de wereld.

Gelijk nu het aardse Israël, dat op tocht was door de woestijn, reeds de Kerk van God wordt genoemd (Neh. 13, 1) Vgl. Num. 20, 4. vv Vgl. Deut. 23, 1. vv , zo wordt het nieuwe Israël, dat optrekt door deze wereld, op zoek naar de toekomstige en blijvende stad Vgl. Hebr. 13, 14 , ook de Kerk van Christus genoemd Vgl. Mt. 16, 18 , omdat Hij haar verworven heeft door zijn bloed Vgl. Hand. 20, 28 , haar met zijn Geest heeft vervuld en haar heeft toegerust met de nodige middelen tot zichtbare en maatschappelijke eenheid. God heeft de gemeenschap van hen, die gelovig opzien naar Jezus, de bewerker van het heil en het beginsel van eenheid en vrede, samengeroepen om de Kerk te vormen, die voor allen en ieder afzonderlijk het zichtbare mysterie moet zijn van deze heilbrengende eenheid. Vgl. H. Cyprianus van Carthago, Brieven, Epistolae. 69,6: P.L. 3, 1142B; Hartel 3B, p. 754: "het ondeelbare mysterie van eenheid" Zij moet zich verbreiden over alle landen en treedt binnen in de geschiedenis van de mensheid, terwijl zij toch tegelijkertijd boven tijden en grenzen uitgaat. Te midden van beproevingen en lijden vindt de Kerk sterkte in de kracht van Gods genade, die haar door de Heer is beloofd, om bij alle zwakheid van het vlees niet te kort te schieten in volmaakte getrouwheid, maar om de waardige bruid van haar Heer te kunnen blijven en zich onder de werking van de Heilige Geest steeds weer te kunnen vernieuwen, om eindelijk door het kruis te komen tot het licht, dat geen ondergang kent.

De Kerk waartoe wij allen geroepen worden in Christus Jezus en waarin wij door Gods genade tot de heiligheid komen, zal slechts haar voltooiing bereiken in de hemelse heerlijkheid, wanneer de tijd komt van het herstel van alle dingen, Vgl. Hand. 3, 21 , en wanneer met het menselijk geslacht ook heel de wereld, die nauw met de mens is verbonden en door de mens tot haar einddoel geraakt, volmaakt hersteld zal worden in Christus Vgl. Ef. 1, 10 Vgl. Kol. 1, 20 Vgl. 2 Pt. 3, 10-13

Toen Christus van de aarde was omhooggeheven heeft Hij allen tot zich getrokken, Vgl. Joh. 12, 32. Grieks , en toen Hij van de doden was verrezen, Vgl. Rom. 6, 9 , heeft Hij zijn levendmakende Geest uitgestort over zijn leerlingen en door Hem zijn lichaam, de Kerk, gemaakt tot het universeel heilssacrament. Gezeten aan de rechterhand van de Vader is voortdurend werkzaam in de wereld om de mensen tot de Kerk te brengen, hen door de Kerk nauwer met zich te verbinden en hen door het voedsel van zijn eigen Lichaam en Bloed deelachtig te maken aan zijn verheerlijkte leven .Het herstel dus, dat ons beloofd is en dat wij verwachten, is reeds begonnen in Christus, wordt doorgezet bij de zending van de Heilige Geest en blijft door Hem verder gaan in de Kerk, waarin wij door het geloof worden onderricht ook omtrent de zin van ons aardse leven terwijl wij het werk, dat de Vader ons in de wereld heeft opgedragen, volbrengen met de hoop op de toekomstige goederen en zo werken aan ons heil, Vgl. Fil. 2, 12 .

Zo is het einde der tijden reeds tot ons gekomen, Vgl. 1 Kor. 10, 11 en de vernieuwing van de wereld is onherroepelijk vastgelegd en wordt in deze tijd op reële wijze geanticipeerd: want de Kerk is reeds op aarde gesierd met een echte, zij het dan onvolmaakte, heiligheid. Maar zolang de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid zal wonen, Vgl. 2 Pt. 3, 13 , er nog niet zijn draagt de kerk op haar aardse pelgrimstocht in haar sacramenten en instellingen, die tot deze tijd behoren de voorbijgaande gedaante van deze wereld, en maakt zij ook deel uit van de schepping, die zucht en barensweeën lijdt altijd door en met vurig verlangen uitziet naar het ogenblik dat, de heerlijkheid van de kinderen Gods openbaar zal worden. Vgl. Rom. 8, 19-22

Verbonden met Christus in de Kerk en getekend door de Heilige Geest, "die het handgeld is van onze erfenis" (Ef. 1, 14), worden wij dus in waarheid kinderen van God genoemd en zijn wij het ook Vgl. 1 Joh. 3, 1 . Maar wij zijn nog niet met Christus verschenen in de heerlijkheid Vgl. Kol. 3, 4 , waarin wij gelijk zullen zijn aan God, omdat wij Hem zullen zien, zoals Hij is Vgl. 1 Joh. 3, 2 , "Zolang wij derhalve leven in het lichaam, zijn wij ver van de Heer" (2 Kor. 5, 6), en terwijl wij reeds de eerstelingen van de Geest bezitten, verzuchten wij over ons eigen lot Vgl. Rom. 8, 23 en verlangen wij met Christus te zijn. Vgl. Fil. 1, 23 Maar diezelfde liefde dringt ons om meer te leven voor Hem, die ter wille van ons is gestorven en verrezen. Vgl. 2 Kor. 5, 15 Het is daarom ons streven, in alles aan de Heer te behagen Vgl. 2 Kor. 5, 9 , en wij leggen de wapenrusting Gods aan om te kunnen stand houden tegen de listen van de duivel en weerstand te kunnen bieden op de boze dag. Vgl. Ef. 6, 11-13 Omdat wij echter dag noch uur kennen, moeten wij, volgens de vermaning van de Heer, voortdurend waakzaam zijn om, na het voleinden van onze enige aardse levensloop Vgl. Hebr. 9, 27 , met Hem te mogen binnentreden om bruiloft te vieren en te mogen behoren tot de gezegenden Vgl. Mt. 25, 31-46 en niet, als slechte en luie dienaars Vgl. Mt. 25, 26 , verwezen te worden naar het eeuwige vuur Vgl. Mt. 25, 41 , naar de duisternis daarbuiten, waar "geween zal zijn en tandengeknars" (Mt. 22, 13)(Mt. 25, 30). Want, voordat wij met de verheerlijkte Christus mogen heersen, zullen wij allen verschijnen "voor Christus' rechterstoel, opdat ieder het loon ontvangt voor wat hij in dit leven heeft gedaan, goed of kwaad" (2 Kor. 5, 10) ; en bij het einde van de wereld "zullen zij, die het goede deden, te voorschijn treden tot de opstanding ten oordeel" (Joh. 5, 29) Vgl. Mt. 25, 46 . In de overtuiging dus, dat "het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid, waarvan ons de openbaring te wachten staat" (Rom. 8, 18) Vgl. 2 Tim. 2, 11-12 , zien wij " sterk door het geloof, uit naar "de zalige hoop en de heerlijke Verschijning van onze grote God en Heiland, Christus Jezus" (Tit. 2, 13), die "ons armzalig lichaam zal herscheppen om het gelijkvormig te maken aan zijn verheerlijkte lichaam" (Fil. 3, 21) en die zal komen "om verheerlijkt te worden onder zijn heiligen en gevierd onder al de gelovigen" (2 Tess. 1, 10).

Document

Naam: LUMEN GENTIUM
Over de Kerk
Soort: 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Datum: 21 november 1964
Copyrights: © 1965, Ecclesia Docens nr. 0713. Uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Bewerkt: 6 oktober 2022

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test