24 oktober 2015
Volgens de scheppingsorde zijn de huwelijksliefde tussen man en vrouw en het doorgeven van het leven op elkaar gericht. Vgl. Gen. 1, 27-28
Zo heeft de Schepper man en vrouw deelgenoot gemaakt aan het werk van zijn schepping en heeft Hij hen tegelijkertijd instrument van zijn liefde gemaakt door aan hun verantwoordelijkheid de toekomst van de mensheid door middel van het doorgeven van het leven toe te vertrouwen. De echtgenoten zullen zich openstellen voor het leven door “tot een juiste beslissing te komen, rekening houdend zowel met hun eigen welzijn, als met dat van de reeds geboren en toekomstige kinderen, met inzicht tevens in de door de omstandigheden van tijd en levensstaat vereiste materieel en geestelijke levenscondities en tenslotte met het welzijn van het gezin, van de tijdelijke maatschappij en ook van de Kerk”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 50 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over kerkelijke moraalleer, Veritatis Splendor (6 aug 1993), 54-66 Overeenkomstig het persoonlijke en menselijk complete karakter van de huwelijksliefde is de juiste weg voor een gezinsplanning die van een overeenstemmende dialoog tussen de echtgenoten, van een respecteren van de tijden en een rekening houden met de waardigheid van de partner. In deze zin moeten de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 10-14 en de apostolische exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981) Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 14.28-35 opnieuw worden ontdekt om de bereidheid het leven weer door te geven opgewekt wordt in tegenstelling tot een mentaliteit die vaak vijandig staat tegenover het leven. Men dient de jonge paren herhaaldelijk ertoe aan te sporen het leven te schenken. Op deze wijze kan het openstaan voor het leven in het gezin, in de Kerk en in de maatschappij groeien. Door haar talrijke instellingen voor kinderen kan de Kerk eraan bijdragen een maatschappij, maar ook een geloofsgemeenschap, op te bouwen die meer op de maat van het kind is toegesneden. De eed om het leven door te geven wordt aanzienlijk versterkt waar men een atmosfeer schept die geschikt is voor de kleintjes, waar hulp en begeleiding wordt geboden bij de opvoeding van kinderen (samenwerking tussen parochies, ouders en gezinnen).
Een verantwoordelijke keuze voor het doorgeven van het leven veronderstelt een vorming van het geweten dat “de meest verborgen kern en het heiligdom van de mens is, waarin hij alleen is met God, wiens stem binnen in hem weerklinkt”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 16 Hoe meer de echtgenoten in hun geweten trachten naar God en zijn geboden te luisteren Vgl. Rom. 2, 15 en zich geestelijk laten begeleiden, des te meer zal hun beslissing innerlijk vrij zijn van een subjectief oordeel en een aanpassing aan de wijzen van gedrag van hun omgeving. Uit liefde voor deze waardigheid van het geweten verwerpt de Kerk met alle kracht een dwingende tussenkomst van de staat ten gunste van geboortebeperking, sterilisatie of zelfs abortus. Het gebruik maken van methoden die gebaseerd zijn op het “natuurlijke ritme van de vruchtbaarheid” H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 11, dient te worden aangemoedigd. Men moet benadrukken dat “deze methoden het lichaam van de echtgenoten eerbiedigen, de wederzijdse tederheid bevorderen en de groei van de waarachtige vrijheid begunstigen”. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2370 Er moet altijd worden onderstreept dat de kinderen van God een wonderbare gave van God zijn, een vreugde voor de ouders en voor de Kerk. Door hen vernieuwt de Heer de wereld.
265 Synodevaders stemmend: placet - 237; non placet - 21 -> aangenomen.