28 oktober 1965
Wij kunnen onmogelijk God, de Vader van alle mensen, aanroepen, wanneer wij weigeren, ons als broeders te gedragen jegens bepaalde mensen, naar Gods beeld geschapen. De verhouding van de mens tot God, onze Vader, en de verhouding van de mens tot de mensen, zijn broeders, zijn zo nauw met elkaar verbonden, dat de Schrift zegt: "Wie niet liefheeft, kent God niet" (1 Joh. 4, 8).
Hiermee valt de grondslag weg voor iedere theorie of praktijk, die een discriminatie wil invoeren tussen de ene mens en de andere, tussen het ene volk en het andere in zake de menselijke waardigheid en de daaruit voortvloeiende rechten.
De Kerk verwerpt bijgevolg, als in strijd met de geest van Christus, elke discriminatie of onderdrukking ten opzichte van mensen om reden van ras of kleur, van stand of godsdienst. Op het voorbeeld van de heilige Apostelen Petrus en Paulus bezweert daarom de heilige Synode de christenen om "onder de heidenen een voorbeeldig leven te leiden" (1 Pt. 2, 12) en, voor zover het van hen afhangt, met alle mensen in vrede te leven Vgl. Rom. 12, 18 om zó in waarheid kinderen te zijn van de Vader, die in de hemel is. Vgl. Mt. 5, 45
Dit alles, tot in alle onderdelen, wat in deze Verklaring is vastgelegd, heeft de instemming van de Vaders. En wij krachtens het apostolisch gezag door Christus aan ons verleend, geven, samen met de Concilievaders, in de Heilige Geest daaraan onze goedkeuring, bepalen het en stellen het vast, en wij bevelen datgene, wat aldus door de Synode is vastgesteld, tot Gods glorie te promulgeren.
Rome bij Sint-Pieter, 28 oktober 1965.
Ik PAULUS bisschop van de katholieke Kerk.Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.