H. Paus Paulus VI - 25 januari 1966
Met grote vreugde ontvangen wij het jaarlijks bezoek van het tribunaal van de Heilige Romeinse Rota en met belangstelling hebben wij geluisterd naar de woorden van de hooggeachte heer deken van dit instituut, die aan de door ons zeer gewaardeerde goede wensen vele waardevolle mededelingen toegevoegd heeft betreffende de rechtsbedeling in de Kerk en omtrent alles wat daarmee in verband staat. Uw aanwezigheid hier, alsmede de zojuist uitgesproken woorden beschouwen wij gaarne als een getuigenis van het hoge besef van verantwoordelijkheid dat u, als leden van dit tribunaal, bij de uitoefening van uw ernstig en moeilijk ambt bezielt.
Wij van onze kant antwoorden hierop met het uitspreken van onze gevoelens van dankbaarheid en waardering en met goede wensen voor de voortzetting van uw arbeid.
Steeds wanneer wij in de gelegenheid zijn u te ontmoeten of uw arbeid gade te slaan, komt spontaan in onze geest de gedachte op aan de waardigheid van uw ambt en aan de diepgaande en grootse . betekenis van theologische, zedelijke en maatschappelijke aard van de u toevertrouwde functie. Enerzijds vanwege de duidelijke wijze waarop het gezag in u gestalte krijgt, wanneer gij aan de wet haar doeltreffendheid geeft door de concrete toepassing in het bijzondere geval en door het herstellen van de orde die tussen bepaalde leden van de gemeenschap verstoord werd. Anderzijds vanwege de hoge aanspraken waarop het gezag, waarvan gij een orgaan zijt en dat het samenstellend en leidend beginsel is van diezelfde gemeenschap, recht heeft; gezag dat niet aan die gemeenschap zelf ontleend is, evenmin aan de natuurlijke samenleving, maar dat van boven komt, dat het willen van de mens te boven gaat en slechts vraagt naar de wil van God, die, toen Hij zijn Kerk eenmaal gesticht had, blijvend in haar tegenwoordig wilde zijn, door zijn gezag te verlenen aan uitgezochte personen die moeten uitblinken door hun heilig karakter, nl. aan de apostolische hiërarchie. In u weerspiegelt zich de werkende gerechtigheid van God in de menselijke betrekkingen van de Kerk; en niet zozeer verschijnt zij in de majesteit, in de wijsheid en in de kracht die haar eigen zijn, maar ook en, laten we het erkennen, veeleer in de poging tot goedheid, tot voorzichtigheid en tot liefde die het kenmerk is van het gehele heilsbestel van de christelijke godsdienst en die het bestuur van de Kerk de evangelische titel ,pastoraal' geeft. Vandaar dat het ambt van rechter, zoals onze voorganger Paus Pius XI graag zei, bekleed is met priesterlijke waardigheid: "het ambt van rechter ... is even edel als het priesterlijke ambt". Paus Pius XI, Apostolische Constitutie, De quibusdam Praelatis Romanae Curiae (15 aug 1934). AAS (1934), blz. 497 En zoals het eigen is aan het gezag in de Kerk, maakt ook deze functie zich dienstbaar, wordt zij zeer terecht "een bediening van de rechtvaardigheid'. En bijgevolg laat zij, op het moment dat zij zich aandient als verkondigster van het recht en als verdedigster van de orde, zich doordringen door dat menselijke gevoel dat tegelijkertijd nederig en wijs is, dat de rechter maakt tot een leermeester, een gids, een vader en een vriend.
Gaarne spreken wij deze waarderende woorden over uw functie ten dienste van de kerkelijke gemeenschap en ter ere van God, die rechtvaardig en wijs is, om uw arbeid, voor zover dit nodig mocht zijn, te verdedigen tegen de onderwaardering waarvan zij, meestal als gevolg van een meer achteloos dan bewust beledigend uitgesproken woord, wel eens het slachtoffer is; al te gemakkelijk bv. wordt elke praktische en canonieke beslissing met betrekking tot het uitwendige leven van de Kerk als "juristerij' bestempeld. Het allerhoogste theologische onderzoek van het mysterie zelf van de Kerk - aan welk onderzoek het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie een van zijn meest betekenisvolle en schitterendste overwegingen heeft gewijd, waarbij het in de Kerk "als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1, heeft erkend - heeft het constitutief karakter van het apostolisch en herderlijk ambt opnieuw bekrachtigd waardoor dit ambt zijn gezag ontleent aan Christus zelf en dit gezag door de levend makende volheid van de Heilige Geest in stand gehouden wordt. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 24.27 De overweging van het mysterie van de Kerk, van haar bovennatuurlijke werkelijkheid en de daaruit voortvloeiende spiritualiteit die zich moet weerspiegelen in de harten van de gelovigen, mag de institutionele werkelijkheid van de zichtbare Kerk, haar menselijke en sociologische uitdrukkingsvorm, niet verbergen of naar de achtergrond dringen. Pius XII, onze vereerde voorganger, heeft vanaf 1939, vanaf het begin van zijn pontificaat, de studenten van de Romeinse seminaries vermaand, dat men .ten onrechte onderscheid maakt tussen een juridische Kerk en de Kerk van de liefde. Dit is onjuist. De Kerk die juridisch gegrondvest is met aan het hoofd de Paus, is dezelfde als de Kerk van Christus, de Kerk van de liefde en van de universele familie van Christenen'. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Romeinse seminaristen, Sollemnis conventus (24 juni 1939), 20 En dezelfde gedachte wordt in de encycliek Paus Pius XII - Encycliek
Mystici Corporis Christi
Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus
(29 juni 1943) herhaald en ontwikkeld met plechtige woorden. Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 62-63
Met deze verwijzing naar de leer en naar de gezaghebbende bronnen willen wij nogmaals de wettigheid en de noodzaak van uw functie bevestigen, een functie die reeds door de heilige Paulus, zoals ge weet, opgeëist werd als recht en plicht van het bestuur van de kerkelijke gemeenschap (1 Kor. 6, 1, vv.). Wij willen eer brengen aan de waardigheid van uw ambt. Wij willen aantonen, dat uw activiteit past in de uitoefening van de hoogste rechtsmacht die eigen is aan de Heilige Stoel, wijzen op de bijzondere stijl die deze dienst kenmerkt door het feit dat zij de uitdrukking is, zij het met een specifiek karakter, van de herderlijke liefde van de Kerk. En tenslotte willen wij uw geduldige inspanningen aanmoedigen en steunen door u te verzekeren van de grote verdiensten die uw werk heeft voor de Kerk en voor onze Heer. Moge deze bemoedigende gedachte u steeds tot leiding en steun zijn als gevolmachtigden die een grote en bijzonder nuttige zending te vervullen hebben en moge uw geest steeds opmerkzaam zijn voor de grote gebeurtenissen in het leven van de Kerk die zich zonder twijfel ook weerspiegelen in de canonieke rechtsbedeling; twee gebeurtenissen in het bijzonder, die door uw deken in zijn toespraak reeds genoemd zijn. Wij bedoelen het oecumenisch concilie dat wij zojuist gevierd hebben en de aangekondigde herziening van de codex van het kerkelijk recht. Wij zijn verheugd te bemerken, dat de geest van trouw en van vernieuwing die uitgaat van het concilie en van het geheel van documenten dat het als werkdadige erfenis aan de Kerk ter hand heeft gesteld, dit tribunaal reeds doordrongen heeft en er reeds toe heeft gebracht om die verschijnselen van het maatschappelijk leven in bijzondere studie te nemen, die in onze tijd vooral een beroep doen of zullen doen op zijn uitspraken. Zeker, wij stemmen in met de noodkreet die gij, heer deken, geslaakt hebt in. uw rede betreffende het sterk stijgend getal van aanvragen om ongeldigheidsverklaring van huwelijken. Ook wij zien hierin een teken dat kenmerkend is voor het sterk verminderd gevoel voor de heiligheid van de wet waarop het christelijk gezin gegrondvest is, voor de onrust van het moderne leven, voor de onzekerheid van de maatschappelijke en economische situatie waarin de mens van vandaag zich bevindt en voor het gevaar dat dreigt voor de hechtheid, de vitaliteit en het geluk van het gezin. Het verheugt ons te bedenken, dat de aandacht die het concilie besteed heeft aan het huwelijk, aan zijn spiritualiteit, aan de noodzaak van een voorbereiding daarop, aan de viering ervan, aan zijn duur en wisselvalligheden, aan zijn bestemming, zowel in de natuurlijke maatschappij als in de kerkelijke samenleving, niet zonder heilzame en waarneembare vruchten zal blijven, vooral ook met betrekking tot de gevallen van ongezond huwelijks- en gezinsleven die de rechter moet onderzoeken en trachten te genezen.
Wat vervolgens de herziening van het kerkelijk wetboek betreft, waarmee een door ons ingestelde, uitgebreide en deskundige commissie reeds een aanvang heeft gemaakt, vertrouwen wij dat het gezag en de ervaring van dit historische en vooraanstaande tribunaal waardevolle bijdragen zullen vormen voor de bestudering en de formulering van de gewenste wijzigingen.
Wij vertrouwen erop, dat gij, terwijl deze commissie met haar arbeid bezig is, met grote zorg alle behoeften die er met betrekking tot een betere en meer moderne rechtsbedeling bestaan, zult nagaan. Verder spreken wij de wens uit, dat de zedelijke en wetenschappelijke bekwaamheid, alsmede de numerieke sterkte van dit tribunaal moge voeren tot de oplossing van het zorgvolle probleem betreffende het grote aantal van de hangende zaken. Wij hopen, dat gij erin zult slagen al deze zaken spoedig tot een goede oplossing te brengen en dat het inzicht in de goddelijke wet en de zin voor het menselijk goede waardoor het leven van de christenen beheerst moet worden, gesterkt door de geestelijke vernieuwing van het zojuist beĆ«indigde concilie, de veelheid van juridische tegenstellingen mogen matigen, ja voorkomen.Wij willen deze audiëntie niet beëindigen zonder onze erkentelijkheid uit te drukken voor de edelmoedige activiteit van dit tribunaal. Ook- willen wij niet nalaten allen te groeten en te danken die bij dit tribunaal een taak vervullen: rechters, officialen, attachés en advocaten. Wij wensen u alle goeds voor het jaar dat wij begonnen zijn en over u allen smeken wij de goddelijke bijstand af. Van harte schenken wij u tenslotte onze apostolische zegen.