Paus Franciscus - 15 augustus 2015
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) § 1. De huwelijkszaken van gedoopten komen op grond van eigen recht toe aan een kerkelijk rechter.
§ 2. Zaken met betrekking tot de louter burgerlijke gevolgen van het huwelijk komen toe aan de burgerlijke magistraat, tenzij het particulier recht bepaalt dat deze zaken, indien zij incidenteel en bijkomend aan de orde zijn, door een kerkelijk rechter behandeld en beslecht kunnen worden.
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) In zaken over de nietigheid van een huwelijk die niet aan de Apostolische Stoei zijn voorbehouden, zijn bevoegd:
1° de rechtbank van de plaats waar het huwelijk gevierd is;
2° de rechtbank van de plaats waar één van beide partijen of beiden domicilie of quasidomicilie hebben;
3° de rechtbank van de plaats waar in feite de meeste bewijzen verzameld moeten worden.
Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) § 1. In elk bisdom is de rechter van eerste instantie voor zaken van huwelijksnietigheid die niet door het recht uitdrukkelijk zijn uitgezonderd, de diocesane Bisschop die deze rechterlijke macht kan uitoefenen in eigen persoon of door anderen, volgens de normen van het recht.
§ 2. De Bisschop dient voor zijn bisdom een diocesane rechtbank voor zaken van huwelijksnietigheid op te richten, met behoud van de mogelijkheid voor deze Bisschop om aan te sluiten bij een andere diocesane of interdiocesane nabijgelegen rechtbank.
§ 3. Zaken van huwelijksnietigheid worden voorbehouden voor een college van drie rechters. Dit moet voorgezeten worden door een rechter die clericus is; de overige rechters kunnen ook leken zijn.
§ 4. Indien de Bisschop-Moderator geen collegiale rechtbank kan oprichten in het bisdom of in een nabijgelegen rechtbank zoals bepaald in § 2, dient hij de zaken toe te vertrouwen aan een alleenzetelend rechter, die clericus is; deze dient, waar het mogelijk is, zich te laten bijstaan door twee bijzitters van beproefde levenswandel, deskundig in de juridische of menswetenschappen en door de Bisschop goedgekeurd voor deze taak.
§ 5. Een rechtbank van tweede instantie moet voor de geldigheid steeds collegiaal zijn, in overeenstemming met het reeds vermelde voorschrift van § 3.
§ 6. Na een rechtbank van eerste instantie wordt beroep aangetekend bij de metropolitane rechtbank van tweede instantie, met behoud van de voorschriften van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983).