
H. Paus Johannes Paulus II - 15 augustus 1989
REDEMPTORIS CUSTOS Over de persoon en de zending van de heilige Jozef in het leven van Christus en van de Kerk |
|||
► | De hoeder van het mysterie van God |
Toen Maria kort na de aankondiging naar heet huis van Zacharias ging om haar bloedverwante Elisabeth te bezoeken, hoorde zij juist op het moment van de begroeting de woorden die Elisabeth "vervuld met de heilige Geest" tot haar sprak (Lc. 1, 41). Naast de woorden die betrekking hadden op de groet van de engel bij de boodschap, zij Elisabeth: "Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is" (Lc. 1, 45). Deze woorden zijn de leidende gedachte geweest van de Encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptoris Mater
Moeder van de Verlosser
(25 maart 1987), waarmee ik de leer van het Tweede Vaticaans Concilie heb willen verdiepen, dat verklaart: "De heilige Maagd is op de pelgrimstocht van het geloof voortgegaan en heeft de vereniging met haar zoon standvastig volgehouden tot onder het kruis" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 58: zij "gaat" allen "voor" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63 die door het geloof Christus volgen. Aan het begin van deze pelgrimstocht ontmoet het geloof van Maria van Jozef. Elisabeth zei van de Moeder van de Verlosser: "Zalig zij die gelooft heeft". Deze zaligspreking kan men in zekere zin ook toepassen op Jozef, want hij antwoordde bevestigend op het woord van God, toen dit hem op dat beslissende ogenblik werd meegedeeld. Weliswaar antwoordde Jozef niet op de boodschap van de engel zoals Maria, maar hij "deed zoals de engel hem bevolen had en nam zijn vrouw tot zich". Wat hij deed is zuivere "gehoorzaamheid van het geloof Vgl. Rom. 16, 26
Vgl. 2 Kor. 10, 5-6
Men kan zeggen dat wat Jozef deed hem op zeer bijzondere wijze verenigde met het geloof van Maria: wat zij reeds aangenomen had bij de aankondiging, aanvaarde hij als waarheid die van God kwam. Het concilie leert: "Aan de openbarende God moet de mens 'de gehoorzaamheid van het geloof' betonen, waardoor hij zich vrijelijk geheel aan God toevertrouwt door 'volledige onderdanigheid van verstand en wil jegens de openbarende God' te bewijzen en vrijwillig in te stemmen met de door God geschonken openbaring". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 5 Deze frase, die het wezen zelf van het geloof raakt, is volmaakt van toepassing op Jozef van Nazareth.
Hij werd dus een uitzonderlijke hoeder van het mysterie dat "van eeuwigheid verborgen was is God" Vgl. Ef. 3, 9 , zoals Maria het werd op dat beslissende ogenblik dat de apostel "de volheid van de tijd" heeft genoemd, toen "God zijn Zoon gezonden heeft, geboren uit een vrouw" om "hen die onder de wet stonden te bevrijden", opdat zij "De rang van zonen zouden verkrijgen". Vgl. Gal. 4, 4-5 Het Concilie leert: "Het heeft God in zijn goedheid en wijsheid behaagd zichzelf te openbaren en het geheim van zijn wilsbesluit bekend te maken (Ef. 1, 9), waardoor de mensen door Christus, het vlees geworden Woord, in de heilige Geest toegang hebben tot de Vader en deelgenoten worden gemaakt van de goddelijke natuur" Vgl. Ef. 2, 18 Vgl. 2 Pt. 1, 4 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 2
Samen met Maria is Jozef de eerste hoeder van dit goddelijk mysterie. Samen met Maria - en ook in betrekking tot Maria -neemt hij deel aan dit hoogtepunt van de zelfopenbaring van God in Christus en hij neemt eraan deel vanaf het eerste begin.
Als men de tekst van beide evangelisten Mattheüs en Lucas voor ogen houdt, kan men ook zeggen dat Jozef als eerste deelneemt aan het geloof van de Moeder van God en zo zijn vrouw steunt in het geloof aan de goddelijke boodschap. Hij is ook als eerste door God op de weg van de pelgrimstocht van het geloof geplaatst, waarop Maria - vooral vanaf de tijd van Calvarie en Pinksteren - op volmaakte wijze zou voorgaan. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 63
Jozef zal zijn eigen weg, zijn eigen pelgrimstocht van het geloof, eerder afgelegd hebben dan Maria, namelijk voor dat Maria aan de voet van het kruis op Golgotha staat en voor dat zij na de terugkeer van Christus naar de Vader in het cenakel van Pinksteren is, op de dag van de openbaring van de kerk, die geboren is uit kracht van de Geest der waarheid, aan de wereld.
Toch gaat de weg van het geloof van Jozef in dezelfde richting en blijft hij geheel bepaald door hetzelfde mysterie, waarvan hij samen met Maria de eerste hoeder was geworden. De menswording en de verlossing vormen een samenhangende en onverbrekelijke eenheid, waarin de " bedeling van de openbaring geschiedt door daden en woorden die innerlijk met elkaar verbonden zijn". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 2
Juist vanwege deze eenheid bepaalde Paus Johannes XXIII, die een grote verering koesterde voor de heilige Jozef, dat in de Romeinse Canon van de H. Mis, de blijvende gedachtenis van de verlossing, zijn naam werd ingelast naast die van Maria en voor de namen van de apostelen, pausen en martelaren. Congregatie voor de Riten, Opnemen van St. Jozef aan de Canon van de Eucharistie, Novis hisce temporibus (13 nov 1962)