H. Paus Paulus VI - 2 februari 1974
Aan de voorgaande gedachten, die geboren zijn uit de beschouwing van de banden der Maagd Maria met God – Vader, Zoon en Heilige Geest - , evenals met de Kerk, willen Wij, in overeenstemming met de grote lijnen en de geest der Maria-leer van het Concilie Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 66-69, nog enkele richtlijnen toevoegen omtrent het Bijbel, liturgisch, oecumenisch en menskundig karakter van de Maria-verering. Bij het herzien of het in leven roepen van oefeningen of gebruiken van mariale vroomheid, dient men deze punten voor ogen te houden, om ons aldus dieper en levendiger bewust te worden van de nauwe banden, die ons met Christus’ Moeder en onze Moeder in de gemeenschap der Heiligen verenigt.