H. Paus Paulus VI - 2 februari 1974
Het is vooreerst in hoge mate passend, dat de oefeningen van godsvrucht jegens de Maagd Maria op heldere wijze getuigen van hun nauwe banden met de H. Drie-eenheid en met Christus, daar deze banden hun immers van nature eigen zijn en tot hun wezen behoren. Want in werkelijkheid wordt de christelijke eredienst krachtens zijn innerlijke aard gebracht aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, of – zoals de Liturgie zich uitdrukt – aan de Vader door Christus in de Geest.
Van dit perspectief uit gezien, omvat deze eredienst terecht ook – zij het op een ten diepste verschillende manier – in de eerste plaats en op een geheel énige wijze de Moeder van de Zaligmaker, en vervolgens de Heiligen, in wie de Kerk het paasmysterie verkondigt, daar zij immers met Christus geleden hebben en met Hem verheerlijkt zijn. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 104