Msgr. Elio Sgreccia - 9 juni 2005
Ten eerste moeten we elke vorm van formele medewerking (de kwade intentie delend) met de daad van degenen die een uit vrije wil gepleegde abortus hebben gepleegd moreel ongeoorloofd achten, wat op zijn beurt het verwerven van foetale weefsels mogelijk heeft gemaakt die nodig zijn voor de bereiding van vaccins. Wie - ongeacht de categorie waartoe hij behoort - op de een of andere manier meewerkt, zijn intentie deelt, aan de uitvoering van een abortus uit vrije wil met het doel de bovengenoemde vaccins te produceren, neemt daarom in feite deel aan hetzelfde morele kwaad als de persoon die die abortus heeft uitgevoerd. Een dergelijke deelname zou ook plaatsvinden in het geval waarin iemand die de intentie van de abortus deelt, ervan afziet deze ongeoorloofde handeling aan de kaak te stellen of te bekritiseren, hoewel hij daartoe de morele plicht heeft (passieve formele medewerking).
In het specifieke geval dat wordt onderzocht, zijn er drie categorieën mensen die betrokken zijn bij de medewerking met het kwaad, het kwaad dat duidelijk wordt vertegenwoordigd door de actie van een uit vrije wil gepleegde abortus, uitgevoerd door anderen: