
H. Paus Johannes Paulus II - 31 oktober 1979
Dus pas nadat eerst de fundamentele betekenis van zijn lichaam was vastgesteld door het onderscheid met de rest van de schepping en nadat het daardoor juist duidelijk was geworden dat de mens meer door het 'onzichtbare' bepaald wordt dan door het 'zichtbare', pas toen werd hem het alternatief voorgehouden dat Jahwe-God strikt en rechtstreeks verbonden had aan de boom van de kennis van goed en kwaad.
Het alternatief tussen dood en onsterfelijkheid dat volgt uit Genesis 2, 17 Vgl. Gen. 2, 17 stijgt boven de essentiële betekenis van het lichaam van de mens uit in die zin dat het niet alleen slaat op de eschatologische betekenis van het lichaam maar van het mens-zijn als zodanig, in zijn onderscheiden-zijn van alle levende wezens, van de 'lichamen'. Maar dat alternatief betreft wel op een heel speciale manier het 'uit stof van de aarde' geschapen lichaam.
Om deze analyse niet nog verder voort te zetten, beperken we ons tot de vaststelling dat het alternatief tussen sterven en onsterfelijkheid van het begin af meespeelt in de definitie van de mens en dat het 'van het begin af' behoort tot de betekenis van zijn eenzaamheid tegenover God zelf. Die oorspronkelijke betekenis van deze met het alternatief dood en onsterfelijkheid doordrenkte eenzaamheid heeft ook een fundamentele betekenis voor heel de theologie van het lichaam.
Met deze vaststelling besluiten we voor vandaag onze overwegingen over de betekenis van de oorspronkelijke eenzaamheid van de mens. Deze vaststelling, die voortkomt uit een duidelijke en krachtige manier vanuit de tekst van Genesis, bevat ook de overwegingen over zowel de tekst als over de mens. Misschien is hij te weinig bewust van de waarheid over hemzelf, dat al in de eerste hoofdstukken van de Bijbel naar voren komt.